Sta me toe het te zeggen, maar je bent niet veel als je geen boeken leest, als je niet weet zoals Cees Nooteboom, die in het Hospitaal voor bedevaartgangers van San Domingo een harnas ziet staan, even het vizier opent om te zien of er echt iemand inzit en weet, en hier gaat het om, dat Italo Calvino schreef over ‘een Niet Bestaande Ridder die uitsluitend bestaat uit de wil om te bestaan en daarmee zijn lege harnas bevolkt. Het harnas strijdt mee op het slagveld, eet bij Karel de Grote aan tafel, wordt begeerd door vrouwen en pas als de wil van diegene die niet bestaat verslapt wordt het harnas verlaten als een ding aangetroffen in een woud.’[1]
Ik las Italo Calvino niet, hoe arm ik me voel als ik Nooteboom lees. Ik vraag me af wat hij niet gelezen heeft, waar hij niet geweest is en met welke literaire bagage hij aan zijn ‘camino’ begonnen is. En het is veel te laat nu om hem bij te benen, om Calvino te gaan lezen. Wel vermoed ik dat één van mijn lezers hem kan/hem zal gelezen hebben, dat hij misschien zeggen kan in welk van zijn boeken, Calvino geschreven heeft over die ridder die niet bestond. Niet dat ik zinnens ben het te lezen, Nooteboom zal me nog een tijd bezig houden, wie weet, het ganse jaar 2022 misschien, want ik wil met hem Santiago bereiken en tezelfdertijd verder wandelen in het woud van mijn gedachten, met jullie aan mijn zijde en wie weet welke onbekende schrijvers Nooteboom nog in het leven gaat roepen vooraleer we, allen samen, de kathedraal zullen betreden.
Ikzelf zie er naar uit, ik vermoed dat jullie me volgen zullen, de tocht ‘adembenemend’ zijnde, Nooteboom zal er voor zorgen. Ondertussen bezocht ik, dankzij Google, het klooster van San Domingo de la Calzada. Wel de kapitelen die ik zag ‘zijn’ adembenemend - uitzinnige weelde - zelfs als ik deze vergelijk met deze van Moissac, die al niet de minste zijn, dan overstijgen ze deze ver in schoonheid die is van hun God die, spijtig genoeg om redenen die ik verzwijg,, niet meer gezien wordt als deze van ons is, deze dood verklaard zijnde. Wat echter niet belet dat er een andere kan zijn, niet een die toeziet en tussenkomt, zoals gedacht van de vorige, maar een die in ons, in onze geest, verweven zit waar we Hem, mits wat denkwerk - wat velen niet doen - ontmoeten kunnen, ik denk, nu ik me de vraag stel, dat het onvermijdelijk ook deze van Nooteboom moet zijn, hij een verstandig en wijs man - hoe kan het anders - iemand als hij kan niet anders dan dit te beamen.
Wij allen nu, lopen hier nu rond in een omgeving vergiftigd door Corona. Maar het is niet de wereld waarin ik zit en schrijf. Ik beweeg me vrij in mijn wereld van vroeger en wil het zo houden. Zo lang ik ervan gespaard blijf wil ik niet dat mijn schrijven hiermee belast wordt, komt het anders uit dan zien we wel. Ondertussen houden we ons gedeisd.
[1] 'De omweg naar Santiago', Pagina 76.
|