Elke morgen vertrek ik naar ik weet niet waar en ik blijf bezig tot ik aangekomen ben op die plaats die er nog niet was toen ik vertrok, maar naarmate ik vorderde zich aftekende. Het is telkens een reis in het onbekende, vertrekkende uit het bekende, uit wie ik ben naar wie ik nog niet ben, maar op het punt sta te worden. Ik zie me dus als een ontdekkingsreiziger elke dag op weg naar mezelf, een vreemd iets zoals ik het zeg, maar het is zoals het is. Ik vind mezelf uit op een andere plaats.
Dit is van het proces van het schrijven, van het niet weten wat of hoe en toch bereiken wat je te bereiken had, van het eerste woord af tot het laatste, waarover je niet het minste vermoeden hebt wat het zou kunnen zijn, een verrassing dus. Dit is trouwens het enige dat je erover weet, dat je wat verder, in een draai van de weg een verrassing wacht en dit geldt ook voor jullie die me lezen, en zoals ik dit verhaal ken zo kennen jullie het. Aldus, en dit is mijn vreugde, ik reis niet alleen, ik reis in het gezelschap van jullie, wat het secreet is, de onderliggende gedachte, bij al wat ik schrijf .
Mijn verdienste, als er een zou zijn, is ook jullie verdienste. Het feit dat jullie er zijn, dat jullie deel uitmaken van het wondere raderwerk dat het schrijven is, is een grote hulp. Ik weet niet of er één woord zou uit de bron komen waren jullie er niet, misschien wel, misschien niet, maar mijn woorden zouden niet zijn wat ze nu zijn, ze zouden die volheid niet kennen van het weten dat ze gelezen zullen worden zodra ze opduiken op de plaats waar ze elke dag opduiken; ze zijn gekleurd met, doordrongen van dit weten, dat maakt dat ze met zich een warmte meedragen, een innerlijke kracht die de betekenis van elk woord erin een poëtische geladenheid meegeeft.
Ik zeg jullie dat mijn woorden leven dragend zijn naar jullie toe, dat ze ontstaan, zoals ze ontstaan, en niet anders konden ontstaan, omdat jullie erin aanwezig bent, elk afzonderlijk met zijn eigen ingesteldheid. Een ‘erzijn’ die ik ken zonder het te kennen in al zijn dieptes en ondieptes, maar een weten dat toereikend is om me erop te steunen en de woorden te gebruiken die ik gebruiken moet.
Hoe ik besta is hoe ik schrijf en ook, en zeker, ik besta maar als ik schrijvende ben, als ik geconfronteerd ben met mezelf en de woorden die uit deze confrontatie ontstaan zijn mijn adem en mijn bloed. Buiten deze momenten van het schrijven - en ik schrijf ook als ik niet schrijf - besta ik amper, een man op hoge leeftijd die het moeilijk heeft in, en met al wat is en zoekt om er aan te ontkomen, en er pas aan ontkomt als hij neerzit en zich openrukt om te bestaan op de enige wijze waarop hij nog kan bestaan, namelijk als woord.
Hiermede is ten dele gezegd wat ik niet dacht te zeggen toen ik deze morgen uit het bed ben gestapt.
Elke dag kent aldus zijn verrassing, hoe groot of hoe klein ook.
|