De tijd tegenhouden, wat ik zou willen, heeft geen zin, hij, de tijd, kruipt in ons lichaam en sleept het mee op voelbare wijze de seizoenen in. Al is hij niet te vatten hij is de onthuller van het op ons afkomende, zodat het de schijn heeft dat we geleid worden door de toekomst en alles reeds vast staat, en ook, dat wat er gebeurt en wat er, hieruit voortvloeiend, en dit tot het einde der tijden - zo er ooit een einde komt - gaat gebeuren.
Hoe aanlokkelijk het is, vroeg in de morgen, het licht aarzelend, dit te schrijven. Later op de dag zou je je er niet aan gewaagd hebben, maar vandaag in de spanne tijd die je nog rest voor het grote licht, mag het en kan het.
Trouwens je bent niet de enige die die mening is toegedaan dat we geleid worden van uit de toekomst, Rupert Sheldrake meende dat hij dit mocht vooropstellen en Teilhard de Chardin, hij wist dat we op weg waren van het alfa naar het omega. Hij beweerde aldus, zonder dit uitdrukkelijk te bevestigen, dat we, het eindpunt vaststaande, geleid werden van uit dit eindpunt, ons beginpunt zich situerend, maar dan volgens mij, vóór de Big Bang van Lemaître.
Ik schrijf dit, zoekend naar de juiste zinnen, terwijl ik luister naar de Psalmensymfonie van Igor Strawinski, een symfonie gebaseerd op psalm 150: de Heer dankend en lovend. Ik ook loof de geest van de Heer die gemaakt heeft dat ik er als mens toe gekomen ben, te denken en te schrijven dat het van uit de toekomst is dat het heden geleid wordt opdat we aankomen zouden waar we aankomen moeten. Wie die ‘we’ is, of hoe die ‘we’ er zal uitzien, zit in het eindpunt vast, is dus niet noodzakelijk de ‘we’ van nu, van onderweg. Gezien we op dit vlak, spreken van miljarden jaren, kan het heel goed, dat de ‘we’ van dan, even ver kan afwijken, van de we die we waren in onze beginfase en wat we nu al zijn geworden.
Om maar te zeggen dat we niet de minste notie kunnen hebben van wat ons omegapunt betekenen zal.
Betoverend zal het zijn weliswaar tot in het merg. Het aandurven hierover een oordeel te hebben en wat meer is dit oordeel neer te zetten in een geschrift is ons gegeven. Is het juist, het bis OK, is het onjuist tot daar toe, het is een uiting van ons denken als mens van nu. Het is even doorzichtig als het landschap hierbij van Dany Persoons, een vriend schilder die, na jaren schilderen, aangekomen is in een periode van loutering, op weg, zoals Hokusaï op weg was, naar de kunst van het allerminste. Hij schilderde ‘de Oudenberg’ met het strikt noodzakelijke aan beeld. Hij slaagde erin enkel het meest essentiële over te houden. In een spel van sobere lijnen, sobere vlakken en kleuren slaagde hij erin het landschap te sublimeren.
Ik denk nu - omdat ik op Dante ben ingesteld - dat het iets hebben moet met wat Dante moet gezien hebben als hij, na de Hel verlaten te hebben, en het Vagevuur doorkruist, in de verte het Paradiso op deze wijze gezien moet hebben. Ik ga hier misschien wel een stap te ver, maar het is in een dergelijke landschap dat Dante kan gewandeld hebben van Vagevuur naar het Paradijs.
Het kan, al betwijfel ik dat mijn vriend aan iets dergelijks heeft gedacht. Ik meen eerder dat het in een ogenblik van een soort geestelijke verbijstering, de aarde wegschuivend onder hem, dit landschap is gevloeid uit zijn handen en zijn geest. Het houdt er dan toch de weerspiegeling van, of zoals Dante het zegt, de sterren hebben er aan meegewerkt.
|