Ik heb de indruk soms, dat ik schrijf om te schrijven en niet omdat ik iets te zeggen heb. Ik ga dan het landschap in, het brede landschap van de geest. Ik weet niet waar ik vertrek noch waar ik aankomen zal. Ik weet enkel dat ik onderweg ben om ergens uit te komen waar ik me goed voelen zal er te zijn en er te blijven voor een dag. Dit is zo geweest de laatste jaren van mijn leven en het zal zo blijven, denk ik toch, hoop ik toch.
Het ‘onderweg-zijn’ biedt tal van mogelijkheden die kunnen leiden tot verrassingen, tot ontdekkingen die ik doe, een vliegende kraai vindt meer dan een zittende wist moeder. Ik heb nooit begrepen wat ze hiermede precies bedoelde, maar het was een zin van haar die me is bij gebleven en die ik onbewust gevolgd heb, als ik schrijven ging, niet duidelijk wetende wat ik te vertellen had en, of ik nog wel iets te zeggen had na het vele dat er al stond.
Ikzelf sta verbaasd over de 500 pagina’s die ik al schreef dit jaar, de 174167 woorden die er staan, het resultaat van mijn onderweg-zijn naar mijn allerlaatste woord(en). Ik geef me er geen rekenschap van maar in feite is het zo, is het waar ik mee bezig ben. Het is dus geen triomftocht, het is eerder een dodenweg die ik neem, al is het de eerste maal dat ik er op uitkom, het is de strakke realiteit van het zijn, de uiteindelijke boodschap waar het op aankomt maar die we niet zien of willen zien omdat het een boodschap is die niet mooi oogt, die een te duidelijk, te scherp afgelijnd beeld oproept van wat ons te wachten staat. Zelfs al is het zo we kijken er niet naar uit, al kan het een verlossing zijn, eens ten einde raad.
Wat mij betreft, ik kreeg gisteren mijn derde Covidvaccinatie, ik voelde me een sukkelaar, een oud man met oude benen en een brak evenwicht; thuis en schrijvend weet ik er niets van, droom ik nog: dit te doen, daar nog heen te gaan, en ik weet goed waarheen, maar ik heb gisteren beseft in welke toestand ik me bevind lichamelijk en hoe ik me nog verplaatsen kan onder de mensen.
Ik dacht - een andere droom - de ‘Neue Gedichte’ van Rilke, een per dag, te gaan lezen, geholpen, door de commentaar van Paul Claes die Rilkes raadsels oplicht en verklaart, dit à l’instar d’un ami die zich voorgenomen had elke dag één canto te lezen van de Divina Commedia, en erin geslaagd was het te doen, wat ik een uitzonderlijk exploot noem, maar ik weet nu beter en wel, de tijd nodig voor de studie van deze gedichten te gebruiken om terug te leren lopen als een normaal mens, want dit onderweg-zijn wordt overschaduwd door het onderweg zijn van mijn lichaam
Zelfs al is er weinig kans op succes. Ik weet nu dat verdere studie de lichamelijk ondergang betekent die met grote schreden op mij afkomt.
Dit is dan de realiteit die gepaard gaat met mijn geestelijk onderweg-zijn. Logisch schijnt het me dus toe, Rilke en zijn ‘Neue Gedichte’ te laten schieten en me te concentreren op wat ik nog maken kan van dit lichaam van mij, of ik het nog in evenwicht brengen kan met wat ik geestelijk meen nog te vermogen.
De tijd zal het uitmaken.
|