Gisteren was ik geïntrigeerd door het woordje ‘wren’ en de som van alle gegevens erover - veel waren er niet - bracht een verhaal teweeg dat ik vaag eens moet gehoord hebben of, ja, waarom niet, gedacht. Maar wat bij mij vragen opriep was dat het zo in het Engels als in het Nederlands het woord ‘winter’, a winterwren en een winterkoninkje, kreeg toegevoegd. Het hield me bezig en ik schreef erover wat ik schreef. Het had beter gemoeten, het verhaal is te plots gekomen en te vroeg weggegaan, het had geen voedsel voor onderweg, gelukkig was er Barnes nog op het einde..
Maar ik had ook verder kunnen gaan met een uitspraak van André Malraux, als gevolg op wat ik de voorgaande dagen heb geschreven:
‘Je pense que la tâche du prochain siècle, en face de la plus terrible menace qu’ait connu l’humanité, va être d’y réintégrer les dieux.’
Gedachten die drie generaties terug werden geuit, die ik, o zo graag zie als deze van een ‘ziener’, van iemand die vooruit blikt en wil dat we terug oog hebben voor het sacrale in het leven van elke dag.
Ik had het onlangs over Kristien Hemmerechts die de weg naar de Kerk teruggevonden heeft. Ik hoop dat het de weg is die Malraux heeft gezien, de weg van de verdieping die ook deze is naar het binnenste van de Kosmos. Want er is een binnenste om er naar uit te kijken.
De dingen zijn niet wat we zien, ze hebben een verbondenheid met elkaar, ze liggen in elkaar en zijn toekomst gericht, dit van in den beginne al, ligt alles op een lang gerekte lijn die zich, zoals ik het zie en wil zien, geculmineerd heeft in het worden van de mens, in zijn opgang naar de homo sapiens. Ik geloof niet dat deze opgang gestuit kan worden, is dit wel het geval dan stort al wat ik gedacht heb en vooropgesteld als een kaartenhuisje in elkaar en kan ik een kruis maken over al het essentiële over het leven, dat ik ooit geschreven heb.
Mijn heil ligt in wat op ons afkomt, dit was ook het geval voor Malraux, hij zegde het in andere woorden, maar ondertussen zijn we enkele stadia verder, kijken we binnen in de materie en doen we ontdekkingen die ons de ogen openen en ons leren dat niets is zoals het er uitziet, en dat er ondergrondse stromingen zijn waarin we worden meegenomen eens we erin terecht komen, eens we beginnen in te zien de rol die we hier te spelen hebben in ernst en in wijding.
Eens te meer heb ik me laten leiden door de woorden die op mij afkwamen, heeft de leegte die er was toen ik begon vanmorgen, zich ingevuld, is er een gelaagdheid gekomen, en ben ik van het uiterlijke van het zijn weggegleden in het innerlijke ervan, het kloppend hart ervan.
Soms, ik weet het, ben ik niet te stoppen, schrijf ik niet voor jullie die me lezen, schrijf ik voor mezelf en dan is het wat ik graag hoor van mezelf.
Hoe het over komt kan me weinig baat bij brengen. Ik zie hoe ik nog gelezen wordt. De dertig die er waren zijn geslonken tot een goede tiental, het zijn volgelingen van mij, al ben ik niet hun goeroe.
|