| 
											
											   
Schrijvend over dingen die er zijn,  en over dingen die  ik denk dat ze er zijn, stel ik soms vast dat ik meer bezig ben - mijn gans leven al - met deze laatste. 
Het is wellicht het lot van allen die schrijven, de enige mogelijkheid om zich te verlengen tot voorbij de grenzen van de werkelijkheid, tot in het niemandsland van de gedachtewereld, een plaats binnenin de plaatsen die er zijn, tot zelfs binnenin een brok ijzererts. Een vreemde manier van doen en van zijn, van mogelijkheden die ik anders niet kennen zou. 
Er is in onze contreien een man geweest, nu een tijdje al, die, als ik het goed voor heb, een boek schreef over de dagen - eigenlijk deze van hem - op deze ‘… Bol’[1]. Heeft hij het ook maar, even zelfs, gehad over het binnenste van de dingen die hij zag, over de geest erin; heeft hij ooit geschreven hoe het kon dat er ‘iets’ uit het water kwam, hoe het groeide, naar buiten én tezelfdertijd naar binnen? 
Ik heb wel zijn boek niet uitgelezen, maar het zou me verbazen indien hij het wel zou gedaan hebben. Wat ook, het was een exploot zijn werk, onsterfelijk in een zekere zin want ik blijf ermee geconfronteerd, en zeker, nu, deze ogenblikken van mijn schrijven 
Het boek, met de meer dan vreemde naam, heeft in elk geval helemaal niets te maken met ‘mijn’ dagen op aarde, ik heb een totaal andere kijk op de mens en op het leven hier, gelukkig maar want waarover zou ik hier anders iets kunnen schrijven. 
Ik haal dit hier aan omdat ik nog steeds rondloop met het beeld van het binnenste van mijn blok ijzererts dat ik nog niet verteerd heb, omdat dit beeld, in mijn dagen, uiterst besmettelijk overkomt want het achtervolgt me. Het achtervolgt me in die mate dat het me terug voerde naar dat fameuze boek van Dimitri Verhulst, het boek, het credo van hem. 
Ik beken dat ik ook een ‘dwaler’ ben, maar dan in de andere richting, in de meer complexe, ook de meer onzichtbare. Het biedt me, zoals ik hoger zegde, meer mogelijkheden, maar ook tezelfdertijd meer gelegenheid om me te vergissen in wat ik vooropstel. Hij, Verhulst, vergiste zich niet in zijn betoog over het zichtbare, hij is alleen onvolledig erin omdat hij geen oog heeft over het onzichtbare dat in feite meer reëel is dan wat we zien, horen en voelen kunnen. 
Dit is het risico dat ik graag neem vanop mijn vluchtheuvel, vanuit mijn cel in de abdij van mijn hart. Het is enkel en alleen een kwestie van ‘zijn’. 
Het bevestigt nog maar eens, dat we allen brokken erts zijn, dat het binnenste ervan, onze gedachten zijn, een deel ervan brengen we naar buiten, schrijven we neer, maar, altijd, de aller intiemste houden we verborgen, de aller intiemste houden we voor onszelf.  Wij allen doen dit. 
  
[1] Dimitri Verhulst: ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’, 2008, uitgegeven in 2008, als geschenk bij Humo, een cynisch boek over de mensheid, ‘t’ van een cynische schrijver. 
											
											 |