Bezeten om te schrijven en nu toegetakeld, in feite geestelijk meer dan fysisch, alleen al omdat een negatieve fysische toestand te dragen is, maar niet een geestelijke, en dit alles om redenen die ik het liefst verzwijg, maar die ik in een woord omschrijven kan, ik ken niet meer de vreugde, zoals vroeger, van het bezeten zijn, het wordt integendeel, een zwaarte om dragen, dan toch de laatste dagen. Ik denk simpelweg mijn eindpunt bereikt te hebben, alles gegeven te hebben wat ik in mij had.
Ik denk aan Dante, de Dante van precies zeven honderd jaar geleden. Hij kwam ziek terug van een reis naar Venetië - als diplomaat van Ravenna - en zou, enkele dagen later, in Ravenna, op 14 september 1321, sterven aan malaria of welke ziekte ook.
In welke toestand bevond hij zich in zijn laatste dagen, had hij nog iets toe te voegen aan zijn Commedia, een laatste canto nog, wat laatste versregels nog om te eindigen, zoals we lezen, in een visioen van licht waarvoor hij geen woorden had om te beschrijven wat hij zag en - zeker ook denkend aan Beatrice - de bevestiging dat het ‘Amor, de liefde is, die de zon en de sterren in beweging houd’, dit, zijn allerlaatste versregel van zijn Paradiso.
Over dit einde van zijn Commedia doen vreemde verhalen de ronde, de dertien laatste canti van zijn Paradiso ontbraken schrijft William Anderson[1] in zijn ‘Dante the Maker’, maar acht maanden na de dood van Dante, heeft zijn zoon Jacopo een droom waarin, rond twee uur in de morgen, zijn vader verschijnt gekleed in een wit gewaad en met een lichtend gelaat. Jacopo vraagt zijn vader of hij leeft en zijn vader antwoordt: ‘ja, maar ik leef in het echte leven, niet in dat van jullie.’ Dan vraagt hij hem of hij zijn Commedia heeft beëindigd en indien dit zo is, waar het ontbrekende deel is. Dante leidt in de droom zijn zoon naar de kamer in een ander huis die hij gebruikt heeft als slaapkamer:
‘and touching the wall pointed it out as the place where he should look. Jacopo woke up, fetched Piero di Giardino and went to the bedroom which was in another house. At the place indicated in the dream they found a mat fixed to the wall. On removing the mat, they found a manuscript coated with mould from the damp wall and on brushing the mould off they discovered the missing thirteen cantos. They were overjoyed and, copying them out, sent them to Can Grande, following the habit of Dante who had published the other cantos in this way’.
Het boek, ‘Dante the Maker’ kwam uit de Gentse stadsbibliotheek en ik heb niet genoteerd waar Anderson het verhaal vandaan had. Maar volgens hem was ‘the story not impossible’.
Evenmin heb ik ergens anders hiervan een bevestiging gevonden. Het kan, gezien het gaat over Dante en zijn onsterfelijk werk, dat in een droom de waarheid wordt onthuld, want niets zegt ons over het tijdstip waarop de laatste dertien gezangen werden geschreven en het kan dat hij de tekst ervan verborgen heeft alvorens te vertrekken naar Venetië, maar zou hij dan hierover niemand hebben ingelicht?
Het kan ook dat er nog iets te wijzigen was, nog iets aan toe te voegen, wat hij, ziek zijnde heeft gedaan. Twee versregels wijzen in deze richting: één het feit dat hij geen woorden vond om de schittering van zijn visioen - het zien van God - te beschrijven en twee, zijn allerlaatste versregel, Amor en verder. Ik vind die niet zo duidelijk als eindwoord, tenware hij bedoelde dat het de liefde van God was voor de mens, die de Kosmos in beweging houdt.
Maar alle grote werken hebben hun eigen geschiedenis, laat ons dus de droom van Jacopo er bij nemen en die zien als een beloning voor het goddelijke in zijn Commedia.
Anderson zal zich er ook vragen bij gesteld hebben, maar vond hem te mooi om deze droom niet op te nemen in zijn boek. Ik zou het ook gedaan hebben. Om deze reden heb ik gemeend the story te mogen laten verder leven.
[1] Anderson William: ‘Dante the Maker’, Routledge & Keagan Paul, London, 1980
|