|
Eens geschreven staat het geschreven, kleeft het, een zwam op de schors van een boom, aan wat voorheen opgetekend werd, voegt het zich toe aan de massa woorden. Echter, achteraf, herinner ik me nog wat er is en hoe het er is?
Als ik herlees wat van vroeger is herken ik me erin, zo een gedicht dat ik gisteren getypt terug vond tussen een bundel etsen - kleine prutsdingetjes die ik maakte diep in de jaren zeventig - een gedicht over de zee. Ik durf het hier hernemen omdat de gevoelens erin, in niets gewijzigd zijn; omdat ik me erin terugvind, een jonge man - jong in de zin dat het begrip van het naken van de dood zich nog niet in mij had gevestigd - wijs genoeg toen om het, in een opwelling, bij het terugzien van de zee, deze van San Juan-Alicante neer te schrijven. Het kan bijna niet dat het niet voorkomen zou in één van mijn blogs van de jaren 2010-2018.
Ik herneem het hier: ik keer terug naar de ogenblikken dat ik afdaalde van de rotsen tussen de resten muurtjes van de terras- tuinen die er vroeger waren en de (beschermde toen) ongekende flora die er groeide en me verblijde, me licht en zorgeloos hield en, ik de zee zag ver onder mij, die me ontroerde, toen ik haar terugzag.
Het gedicht dat ik toen moet geschreven hebben, met potlood op het korrelig papier van een tekenblok, ik neem het hier zoals het er staat, geen jota in meer, geen jota in min:
Toen ik hier kwam, een lange tijd ik er niet was, toen ik hier kwam de eerste dag ik totaal vergeten, dat de zee hier een geliefde was.
Dat ik haar stem vergeten was haar tongval en haar ogen en toen ik haar omhelsde, ingetogen hoe ze in mijn armen toen oneindigheid was.
En ze me verwachtte, zegde ze, verwachtte me terug te zien al had ik maar wat schaduw nagelaten maar geen teken of symbool voor haar om er naar uit te zien.
Maar van haar was ik, vooral in mijn gezicht, de wind vergeten, voller dan de dorre woorden die ik hier geschreven had op avonden, al met Orion of morgens met het komen van de zon.
Maar me nooit had ingebeeld hoe haar streling was, hoe haar bewegen in het licht van oktober was.
Al van dat totaal verloren hoe op de hoogste rots de zee hier een geliefde was en ik er zat, gelouterd en herboren,
voor een lange tijd.
Het zijn plaatsen, al zeg ik het pas nu na zovele jaren, waar ik me goed voel als ik aan het schrijven sla; als ik eraan denk: hoog op mijn rots gezeten, de zee ver onder mij, of gezeten aan het water de golven rollend tot aan mijn voeten.
De weerslag ervan onvermijdelijk bepalend voor de woorden die me aangeboden worden. Zo gaat het in het leven.
|