Ik ben ooit lang blijven stil staan bij een passage in het boek van Pierre-Alain Bergher[1] over ‘La Chartreuse de Parme’ van Stendhal. In die passage maakte hij me attent op de inhoud van Psalm 139, vers 16. Hij verraste me hiermee omdat hij voor dit vers, verwees naar de King James’ versie van de Bijbel van 1611[2], en het misstaat helemaal niet, integendeel, dit vers hieruit, hier te hernemen:
‘Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them.’
Bergher legde vooral de nadruk op het laatste deel van vers 16: een zin die hij vertaalde als:
‘Et sur ton livre étaient inscrits tous les jours qui m’étaient réservés, avant qu’un seul de ces jours existât’.
Is het zo dat alles wat mij/ons betreft reeds opgetekend staat, wellicht niet in een boek, maar ergens, ergens, telkens afgerekend op mijn/onze levensomstandigheden die zich wijzigen van ogenblik tot ogenblik en bepalend zijn voor wat er (in dat fictieve boek) opgetekend zal staan?
Ik zou het deel van vers 16, me richtend op wat voorafgaat, dan ook als volgt willen lezen:
Mijn leven, Heer van mijn toekomst, verweven in de mazen van het immense web waarvan de eerste draden geweven werden op het moment van de Big Bang, een web dat zich thans uitstrekt tot in het niet in te beelden einde van het Universum, elk punt ervan met elkaar innig verbonden, dat is geworden wie ik op dit ogenblik ben. Het is van hieruit dat voort zal vloeien al wat nog komen zal, en reeds, vermeld staat in het web dat is van ‘Hét Boek’, zo geheten door een verlichte geest, een schrijver van Psalmen van destijds, toen er nog verlichte geesten rondliepen.
Schrijver dezes weet dat hij het punt is in het web waar vele draden, gekende, vermoede en totaal ongekende draden samenkomen en inwerken op elkaar en weet dat hij volledig afhankelijk is van de impact van alle draden op elkaar op het kruispunt dat ik ben.
Zelfs deze waarover ik denk zelf te beslissen, want ook dit beslissen zit verweven, aanwezig in potentie, in de draden van dit eigenste nu-ogenblik. Een ogenblik dat nu al voorbij is, alle bestaande draden reeds gewijzigd.
De mazen van dit web, zijn de gebeurtenissen waarmee ik bewust of onbewust zal geconfronteerd worden, deze zullen onvermijdelijk het verloop van mijn dagen bepalen. Mijn vrije wil is de wil die me wordt ingegeven door de impact van alle omstandigheden waarin ik gewikkeld was en gewikkeld ben, ogenblik na ogenblik, na ogenblik.
Potentieel is het een feit, dat de tentakels van wat voor mij in de toekomst nog komen zal, reeds verweven liggen in de draden van het web van nu.
Uit mijn heden, komende uit mijn verleden, ontstaat mijn toekomst en T.S. Eliot:
Time present and time past, Are both perhaps present in time future, And time future contained in time past.[3]
maar voor mij is er geen ‘perhaps' - ritmische noodzaak - voor mij is het volle ernst, in ons heden zit in potentie onze toekomst.
Met dit voor ogen, is het denkbaar dat alles, in detail, opgetekend staat tot de allerlaatste seconde van mijn bestaan. En de verwevenheid in het web dat het leven is wordt duidelijk als we ons plaatsen als een verzameling van atomen en elektronen badend in een kosmische oceaan van atomen, energieën, splinters van atomen, Higgs deeltjes van atomen, een innigere verbondenheid die de realiteit is, kan niet.
Wie of wat is dan die ‘ik’, die schrijft wat hier geschreven staat. Het is om er duizelig bij te worden. Dit staat allemaal, wat mij betreft, geschreven in het Boek, en ook, dat dit mijn leven is en het woord mijn adem.
[1] Pierre Alain Bergher: ‘Les Mystères de la Chartreuse de Parme’, Editions Gallimard, 2010, pag.41
[2] Ik ken deze Bijbel, het is een gevoelskwestie voor mij, omdat het de Bijbel is waar John Steinbeck naar verwijst in zijn ‘East of Eden’ om de betekenis van het Hebreeuwse woord ‘Timshel’, een betekenis die centraal staat in het boek, te verklaren.
[3] Four Quartets: ‘Burnt Norton’ Faber & Faber.
|