De kleine dingen des levens: mijn oudste dochter, Patricia in Grimentz-Valais voor het ogenblik, die de bossen boven het dorp afloopt, de plaatsen waar ze was met mij als kind, op zoek naar ‘chanterelles’, een naam die zingt in de foto die ze me stuurt, fier als ze is, gelukkig ook en ik met een ver herinneren word geconfronteerd en ze weet het.
Wie zal het begrijpen als hij het zelf niet heeft gedaan: gestegen tot de rand van het bos en een plaats waar het toegankelijk is, binnengewandeld, binnengeklouterd, opgenomen in de wilde geuren van hars en varens en rottend hout, en de grote wemel van de bomen over jou en uitgekeken naar de plaatsen met het groenste mos dat je op de wereld weet, waar je ze vinden kunt. En elke vondst een stil geluk als je de chanterelle voelt aan je vingers en deze zo zacht mogelijk, met veel respect los maakt uit haar grond, uit haar heiligdom, denk je.
De droom van velen op leeftijd die in hun jeugd en rijpe jaren, de bosssen hebben afgelopen op zoek naar ‘agarics’, ‘pieds de mouton’, ‘chanterelles’, noem ze maar op, de paddenstoelen die je vond in de tijd die de tijd van jou was, de tijd van je intens leven was, intenser dan het schrijven, want je waart er verbonden met de bomen en de mossen, met de geuren en de lichtinval, met al wat was van de zomer en de herfst, al wat was van je jong zijn en je ouder worden.
Herinneringen die gaan tot op het bot, die je week maken, die je belagen met melancholie waaraan je niet ontsnappen zult, jamais, jamas, never, nooit, niemals, je weet het maar al te goed.
Je weet het van al die plaatsen die je, met volle inzet van je zijn, bezocht jaar na jaar. Nu zijn het de plaatsen zelf die je bezoeken, hun hunker naar jou die je bereikt in het diepste van jezelf en je er niet zult aan weerstaan; hun hunker naar jou die je overvalt en je neerhaalt en jij, zonder de minste weerstand, die laat begaan.
Het is niet veel, wat chanterelles op een veld van mos, maar het is een deel van de eeuwigheid die je omkranst, en zeker als je erover schrijft, als je de plaatsen dicht naar jou toehaalt, als je droomt er te zijn en te weten, alles te weten en terug te zien wat je zo dikwijls zag als je er waart, nu gespannen er naar toe levend, al het andere vergetend.
De woorden nemend die zich aanbieden, jij, toegankelijker dan ooit door al die plaatsen die jou opzoeken, want het zijn zij die zich tonen aan jou. Jijzelf maar een medium dat opneemt wat er te vinden, te zien is.
Je zult er niet aan voorbij gaan, het zit getekend onder je vel, it got you under your skin, lijk in een lied van toen.
Nu, wat weggeborgen zat, terug gekomen. Je tekent het op onnodig, want helpen doet het niet.
|