Wanneer een aangestelde als Regeringscommissaris in dit land, een jonge vrouw, met hoofddoek, aanvoelt dat het ogenblik gekomen is - zij ver vooruitziende wat de demografische evolutie betreft - de Kerk boven de Staat al ziet staan, dan is het absoluut noodzakelijk, vandaag en niet later dan vandaag, de God van hier en van daar en van ginds, te ontdoen van de schors die de mens van hier, van daar en van ginds eromheen gewikkeld heeft en, krachtig door te dringen tot de diepste essentie van dat goddelijke, af te zien van die spookgedachte die zij ervan gemaakt hebben.
Alles samengenomen vrees Ik echter dat de Allah-geschiedenis - zoals nog bij velen van ons, de God-geschiedenis - te diep geworteld zit in het volk, zeker in dat van haar, en er veel, teveel generaties zullen nodig zijn opdat er, in hun geloof in die Allah van hen, enige wijziging zou kunnen optreden.
Niettegenstaande alles, blijft het een ernstige opdracht voor de mens van het derde millennium - of is het reeds het tiende of het vijftiende millennium? - de mogelijkheid dat de Moskee het ooit haalt op de Staat, voor ogen te houden, te blijven bestrijden en zeker in deze zin geen enkele toegeving te doen. Bewust blijven van het gevaar dat de Islam inhoudt voor onze westerse beschaving, voor onze Romaanse kerken, voor onze kathedralen, voor onze Kunsten, onze Muziek en Letterkunde, en zeker voor onze levensgewoonten die ons heilig zijn.
Laat het geen nieuwe revolutie worden waarbij de mens ondergeschikt wordt aan wat eeuwen geleden geboekstaafd werd en als wet wordt aanzien. Niet met ons, niet met de mens, volgelingen van Spinoza.
De boodschap die ons ooit bereiken kan is een woordeloze boodschap uit de Kosmos. Het is daar en daar alleen dat ons spiegelbeeld getekend staat, want de geest in ons is geen toevalligheid, maar een toegift, is a vehicle, een middel om te komen tot de echtheid van het Zijn, tot de ware betekenis van onze aanwezigheid hier op de planeet Aarde, tollend omheen haar zon als levend deel van de Kosmos.
Als er een Allah, een God is, dan is het er een van de Kosmos, de Aarde maar een stofje zijnde. Zo lang dit niet begrepen wordt lopen we, als vrienden van Spinoza, groot gevaar.
Blijvend zich hiervoor inzetten is het vreemde verlangen dat hem rechthoudt, dat voor een deel aan zijn leven kleur en betekenis geeft. Want wat indien hij dit betrachten niet kennen zou?
|