Ik ontwaak met Klara. Ik denk Mozart maar het is Beethoven. Ik luister naar wat er in de wereld is gebeurd. Ik bezoek Lalo, Grieg, Respighi.
Wat een mogelijkheden voor de geest om, ontwaakt uit een droom, terug te keren, half slapend nog, naar een andere droom en aan te komen in de geest van Ottorino Respighi die zijn gedroomde klankenwereld opgetekend heeft, vastgelegd, verankerd heeft om deze voor eeuwen door te geven naar het leven van de levenden.
Ik ken het geluk mijn morgen te beleven op deze wijze. Te ontwaken en binnen te stappen, even maar in het gevulde leven van een Respighi, ik ken de man niet, maar geïnspireerd door de geluiden, de lichtinval, het schuiven van de wolken, zoals hij is, wandel ik met hem op vier plaatsen in Rome onder de pijnbomen, luisterend naar de klanken die hij was, een eeuw geleden alsof het nu was.
Ik volg hem onder ’i pini di Roma’, en blijf hem volgen de ganse weg, in de zang van de pijnbomen over mij, de ogen gesloten me inbeeldend de lange rij pijnbomen waar ik ben, waar ik nog nooit geweest ben, wel die gezien op andere plaatsen, wel gezien die rijen pijnbomen in het heuvelende land van Toscane, waar ik ooit was met Dante aan mijn zijde.
Zo wandel ik nu met Respighi, luister ik naar wat hij hierover te vertellen heeft in klanken die van heel ver komen, die hij in gelukzalige ogenblikken voor hem, heeft gehoord en opgetekend, niet wetende dat deze ook voor mij bestemd waren, een dag in juli van mijn drieënnegentigste jaar.
Ik zoek het niet uit om meer te weten over hem, maar hij luisterde, zoals ik naar de levende wind in de levende bomen, niet om het even welke wind maar een wind die de geest van Respighi beroerde en neerviel in wondere tekens op een notenbalk, neerviel in een partituur, een symfonisch gedicht dat hij schreef en nu omgezet in klanken die ook deze zijn van de bomen, van de pijnbomen van Rome.
Gelukkig leef ik ruim. De wereld van de muziek en van het woord is die waar ik me elke dag in ophoud. En gelukkig dat ik mijn dag vandaag kan beginnen met Respighi, met Lalo, met Grieg en daarna kan afdalen in de boeken van anderen, van Hertmans, van Nooteboom, van om het even wie, zelfs van Borges, zelfs van Dante.
Gelukkig dat ik daarna kan neerzitten en schrijven wat ik te schrijven heb, uitgelaten, al de rest vergetend, opnieuw geboren, telkens opnieuw als ik neerzit voor mijn klavier, zoals ver in de tijd voor mij, Respighi neerzat voor zijn piano, tastend naar klanken, ik naar woorden.
Ik om daarna de dag in te gaan die zich al geopend heeft op de dingen van de geest en deze al opgetekend, de grote weelde van klanken over mij gedruppeld in de klanken die van het woord zijn.
Beleven van wat is, doen we beiden, hij met klanken, ik met woorden. Het verschil in interpretatie van het essentiële hierbij, is heel klein, het essentiële dat is van de ongrijpbare, onverklaarbare geest die in de bomen drijft, over de velden, de stromen en de zeeën, over de bergen, de steden en de dorpen, de woestijnen.
Geest is alom, is woord en klank, hij is ‘des mensen’, en eens hij zich losrukt en zich toont is hij van de Kosmos.
|