Als je geen vaste gang meer hebt, heb je geen vaste hand meer om te schrijven, helpt je het klavier van je laptop, wat niet hetzelfde is als je hand glijdend over het papier van je notablok.
Heeft het een impact op wat je schrijft of hoe je woorden zich vormen? Ik weet het niet maar je hebt geen keuze, dus doen maar en nemen wat er komt, je wordt het gewoon, zoals je vele dingen gewoon raakt, ook het schrijven van een blog, liefst in de morgen, amper uit het bed gestapt, welk uur ook.
Ik denk dat er vele schrijvers zijn die zo hun dag beginnen, die vóór hun ontbijt, gedaan hebben wat ze te doen hadden, om vrij en onbelast hun dag in te gaan, wat ook dit is waar het bij om gaat.
Ik weet wel dat het de volgende dag een nieuw beginnen is, maar ik slaagde vandaag, waarom zou het morgen niet gaan.
Ik heb dus een blind vertrouwen in mijn mogelijkheden, ware het niet zo ik zou blijven woorden voortbrengen om zekerheid te verwerven niet voor één dag maar voor een ganse week.
Of hoe ik ben ingesteld, alles, of bijna alles zich samenballend in die enkele momenten die het me vergt om de essentie van wat ik zeggen l op mijn scherm getekend staat. Daarna komt het verfijnen, komt le fignolage de mes phrases, wat de meeste tijd vraagt en feitelijk, je mag het weten, de ganse dag doorloopt, ik blijf ‘fignoleren’, de tekst volgt me waar ik ga of wat ik ook doe; Pas als hij ingelogd staat verlaat me de intensiteit ervan.
Een blog, mijn vriend, ik blijf het herhalen, is een hels iets is, om het gewoonweg te zeggen, een blok aan je been als veroordeelde. Al is het geen zwaar gewicht, het is een vaste greep op je geest. En ik spreek met een zekere ondervinding.
Er is misschien een beloning aan verbonden, maar zeg me dewelke als het niet een verbazen zou zijn het vol te houden gedurende jaren. Wat heel mager is als beloning, mager en vlug te vergeten.
Wat erger is, het werd een gewoonte er is geen zelfvoldoening meer mee gemoeid, wat het vroeger wel was. Ik zit dus gegrepen in mijn eigen mallemolen en kan er me niet meer van losmaken. Ik doe zelfs geen pogingen meer om het over een andere boeg te gooien - je leest het welke leeftijd ik heb. Ik ben wel geen Arthur van Schendel, de man van het Fregatschip Johanna-Maria, maar toch gebruik ik nog altijd zijn termen, als is hij door de tijd van nu al lang vergeten, zo schijnt het me toch toe.
Echter het is nog altijd mijn wereld, samen met Faulkner, met Hemingway, met Steinbeck, met Proust, met Bernanos, enkel Stefan Hertmans en Cees Nooteboom hebben die wereld van toen kunnen verstoren, maar voor mij - Dante op zij geschoven - zijn zij de enigen die het haalden.
Wellicht tot spijt van wie het benijdt.
|