Je ontvangt - soms maar eerder zelden - reacties van lezers. Het geeft je een gevoel van kwetsbaarheid in de zin dat je begint te vermoeden wie je leest en hoe je beoordeeld wordt door lezers die worstelen met hun eigen problemen. Je bent niet meer een soloschrijver die zich kan permitteren in het ijle te schrijven, maar doordacht, zeker van wat je neerzet, daarenboven, je woorden worden geladen met een zekere schroom, vooral, vooral geen ontgoocheling te zijn voor wie je leest, een tijdverlies. Vooral het beste van jezelf te geven, uit te blinken, om een echo te zijn, een morgen- of avondmelodie, een soort romance met een boodschap die een lichtheid is om dragen, maar waarin ik zondig op dagen dat ik me lat gaan in gevleugelde woorden zoals het dan heet en me verteld wordt.
En zelfs, wordt het me niet verteld, ik voel het wel aan. Ik zie me dan als een Bart Stouten die elke morgen van de week te beluisteren is op Klara en ook wel eens hoogdravende woorden durft gebruiken. Op gebied van woordgebruik ben ik dus geen eenzaat, echter misschien wel wat de inhoud betreft, maar dat ben ik nu eenmaal, te nemen of te laten en, als ik rekening houd met de cijfers op mijn blog - deze van zij die me lezen op PC - niet via smartphone die worden niet geteld - dan zijn er heel wat die in de laatste maanden hebben afgehaakt, die me verlaten hebben, me opzij geschoven hebben, wellicht omwille van de inhoud en de vorm van mijn geschriften.
Of, worden ze getroffen, door een soort van moeheid tot lezen, wat ik ook ken?
Treur ik er om? Natuurlijk. Belet het me verder te gaan? Voorlopig nog niet, ik houd nog een paar handvollen getrouwen die me volgen door hoog en laag. En is het niet voor mezelf, het is voor hen dat ik volhard.
Desondanks al dit is er ok, nog steeds de faalangst niet te slagen, te verdorren in woord en beeld; blijft het een voortdurende struggle om toch maar te zijn wat je verlangt te zijn: een openbloeier, een zoekende vernieuwer. Terwijl de tijd, je weet het maar al te goed, vliedt, meer dan snel; terwijl het jaar, dit van het zoveelste van al zijn jaren – het cijfer niet meer uit te spreken noch te schrijven – voor de helft voorbij is.
Gelukkig, maar ‘gelukkig’ is maar een woord, blijven over, driehonderd pagina’s geschriften, lijk een hoop afgevallen, dorre bladeren die hij ooit zag als een uiting van kunst in een museum, was het in dit van de site van Le Grand-Hornu?.
Het kon ook helemaal niets geweest zijn.
|