Ik dank allen die me blijven lezen. Zou ik wel nog verder schrijven ware het niet zo? Ik heb hierop altijd bevestigend geantwoord maat ik begin het te betwijfelen, een moeheid sijpelt langzaam binnen, een gevoel van machteloosheid tegenover het stil vallen van het leven in mij. De morgen is geen zekerheid meer dat ik slagen zal in wat ik altijd heb kunnen doen. Ik heb nu een langere aanloop nodig om te beginnen, bijvoorbeeld, ik zeg zo maar iets, een zin gehaald uit een boek, het liefst een zin van Cees Nooteboom.
Ik wacht trouwens op een boek dat hij schreef over een bijzondere tempel in Japan. Een gelukkig man, Nooteboom, een boom van een man, die zich verplaatsen kan naar het verre Oosten, te belanden in een tempel en er te vertoeven om een boek te schrijven, wellicht over wat de stilte is en hoe we die intens beleven kunnen alsof het een luisteren was naar een symfonie van Mahler, van Shostakovich; een veronderstelling maar. Echter het is Cees Nooteboom die schrijft en van hem mag je heel wat verwachten, hij is een groot schrijver, hij is een Nobelprijs, hij kent geen grenzen als het op het ontdekken van het harmonieuze, het spirituele en het veelzeggende van het woord
Ik ben dus in een soort van blijde verwachting naar de stilte van een tempel vastgezet in een boek dat je wezenlijk in de hand houdt om het te lezen of op de tafel ligt voor jou, om, voorzichtig met potlood te onderlijnen wat je trof. Om het, dagen later na het lezen weg te bergen in het rek, op een plaats die je niet vergeten zult, en toch vergeet, omdat het schijnbaar onze bestemming is om te vergeten, te zoeken en terug te vinden op die plaats waar het jaren is blijven staan tussen andere boeken, onaangeroerd en je het terug in de hand houdt - een vriend van vroeger die je ontmoet op een plaats waar je hem niet had verwacht - en je het boek even opent om een onderlijnde zin te lezen en te weten nog, hoe het mogelijk is, wat er voorafgaat en wat erna komen zal. Dit is van de band die je hebt met het boek, hoe je het ontdekte en wanneer, en vooral, welke de rol van het toeval was hierbij. Het toeval dat evenwel niet bestaat en een samenloop van (onverwachte) omstandigheden is of, of een vingerwijzing naar jou toe komende uit het onbekende. Zo bezit je verschillende boeken die je ziet als vingerwijzingen. Boeken die achteraf je inzicht op de wereld, op de Bijbel, op de geschiedenis, op de dood gewijzigd hebben.
Je moet dit al vermeld hebben en ook in welke mate ze je leven hebben gewijzigd, welke de impact is geweest die ze hebben gehad op je levenswijze. Maar waarom dit vermelden, dit is geen unicum, geen eigenheid van jezelf, dit zijn feiten die we allen hebben gekend; boeken die binnenkomen in ons en er een bijzonder plaats verwerven, zoals een onbekende die we ontmoeten en eens we hem ‘gelezen’ hebben, een vriend wordt met een bijzondere plaats in je hart.
Alsof boeken zelf geen vrienden zouden zijn.
|