Ik lees geen boeken meer, ik ben een barbaar. Ik lees nog enkel het ongeschrevene dat ik ontmoet in de schemerige gangen van mijn gedachten. Het is dit gebeuren dat ik opteken om het te houden en mede te delen aan enkelen die me lezen zullen of, eraan voorbijgaan. Het is het lot van elk geschrift, gelezen worden of overgeslagen. Als ik het dagblad opensla, om het even welk, dan vraag ik me telkens af wie dat allemaal leest, en als het niet gelezen wordt waarom het geschreven wordt. Voorlopig toch nog want hoe het verder verlopen zal weet ik niet. Om te beginnen, alles op scherm misschien of, komt er een tijd dat alles beeld zal worden, toegelicht met wat gesproken woorden? Het weze dan zo, echter wat er dan met alle boeken in alle bibliotheken gebeuren zal weet ik niet, wellicht mettertijd versteend of erger, tot zemelen herleid.
In elk geval, geen mooie vooruitzichten voor de schrijvers van vroeger en van nu. Ik sprak erover met de poëet die het woord lief heeft; die het ontleedt, het omkleedt, het uiteen haalt en het terug optuigt tot een nieuw begrip. Hij wist wat zijn woorden te wachten stond, hoe we aan het evolueren zijn en welke waarde het woord van de poëet en van de literator te wachten staat, maar, versagen zou hij niet. Hij zou er tot zijn laatste adem mee verder gaan zoals hij nu bezig was. Na hem was het aan het lot, aan Vrouwe Fortuna van Dante, om te bepalen wat er met zijn dichtwerk gebeuren zou.
Wordt het schrijven het werk van de oude garde en eens die garde verdwenen is het zo dat het woord, dat het boek, niet meer zal fungeren als leidraad van een beschaving?
We vrezen het enerzijds, maar geloven het absoluut niet, er zal altijd een kern van lezers en van schrijvers overblijven, zoals er een kern zal overblijven van schilders, beeldhouwers, componisten die de schoonheid in hun werken zullen blijven betrachten en een speerpunt zullen blijven binnen wat tijd wordt genoemd; die een bron zullen zijn die blijven vloeien zal in welke woestijn ook en oases vormen zal van groen en helder water, waar het heerlijk vertoeven zal zijn in het grote licht geladen met inhoud en vormgeving, toekomst gericht.
Er zal gen nood meer zijn om kanjers van romans te schrijven over drama’s die waren of nieuwe die uit te vinden zijn, maar er zal geschreven worden zoals de dichter het wil, verfijnd, diep gravend in wat van de geest is en niet meer over de vreemde handelingen van de homo erectus die overgebleven zou zijn in de mens van nu.
Elk boek alsdan zal een nieuwe Bijbel zijn, verlichtend, hoopvol en belichtend de grootheid van de geest in de mens die, voorlopig. slechts een sprankel is van de geest van de Kosmos, waaruit alles ontstond en blijft ontstaan. Want, en dit is het meest overweldigende, we worden beheerst door deze geest, gevormd en geleid; En dit kan enkel leiden tot een grotere verbondenheid met wat van de essentie van het leven is
Aldus gezien blijft de toekomst, een toekomst van Licht, glorierijk Licht.
|