Het bos in de valavond kent hij als een levend heiligdom. Dit is het woord dat hij er voor over heeft, een heiligdom van bomen, een plaats van stil gefluister, waar de geheime krachten van de natuur zich in de dag hebben opgehoopt en nu schijnbaar tot rust zijn gekomen in de aankomende duisternis. Hij weet hoe hij er zich soms voelde onder de bomen; als hij dacht aan de al lang vergeten ‘Tao of Physics’ van de niet meer gelezen Fritjof Capra; een boek dat hem nog nauw aan het hart ligt, omdat het hem heeft binnengeleid in de mysterieuze wereld én van de filosofie van het Oosten, én van het onzichtbare leven in de materie. En hij wist, zonder het zich te kunnen voorstellen, dat hij - zijn lichaam, zijn geest - bevond midden golven elektronen en andere deeltjes van eiken en beuken, van berken hier en daar, die botsten tegen elkaar in spiralen en zich mengden met de elektronen en spiralen van zijn lichaam en van zijn geest; hem omringend, hem doorkruisend in een gistende samensmelting die hij niet ziet noch hoort maar die toch aanwezig is in het laatste licht, in het laatste ruisen, in de laatste groei van grassen en mossen en varens. Het is het beeld van het grote mysterie dat is van de aarde en van het leven, enkel te ontcijferen in licht en schaduw, in leven en dood en, wat tussenin is.
Hij denkt dit alles moet gezegd, geschreven en herhaald worden, opdat duidelijker en inniger de band zou groeien van de mens met zon en sterren en planeten, met quasars en pulsars, met stralingen en energievelden, met de trillingen van geest in al wat verborgen blijft. Al deze elementen die nodig zijn opdat dit bos in de valavond zou zijn wat het is. En hij, ontstaan uit dit verborgene, als een rijpe, oude vrucht ervan, een geheim spiegelbeeld in al zijn verwevingen. Of hoe hij het aanvoelen kon, niet altijd, maar o zo duidelijk op gezegende momenten, zoals Capra het beleefde in the preface to his Tao of Physics[1]
Want dit is het ontwerp van het landschap waarin we als mens, lichaam en geest zijn ontstaan en erin optreden; een landschap dat is toegespitst op een steeds maar hogere gecompliceerdheid in al wat zichtbaar en wat onzichtbaar is. De mens is de fakkeldrager ervan, de verlichte en de lichtgevende, de drager en voeder van de geest op aarde.
Het bos waarin hij wandelde - en hij denkt aan een vriend en zijn bos - een grote massa zinderend leven waarin hij zich onderdompelde, er, in woorden, even uit opstijgend.
Ademloos.
[1] Fritjof Capra: The Tao of Physics’, Flamingo, 1975, 1976, 1981: ‘ … As I sat on that beach my former expiriences came to life; I ‘ saw’ cascades of energy coming down from outer space, in which particles were created and destroyed in rhythmic pulses; I ‘saw’ the atoms of rhe elements and those of my body participating in this cosmic dance of energy…
|