Vroeg opstaan is ingebakken in mij, is meer dan een gewoonte geworden, is een noodzaak. Het begint met een confrontatie met de stijfheid van mijn lichaam, met de pijnen ervan. Heb ik een goede zin waarmee ik mijn schrijven beginnen kan dan worden deze pijnen omzwachteld, heb ik helemaal niets dan heb ik ze volop en deze morgen is het zo, ik merkte zelfs het gezang van de vogels niet op, ik zag alleen de omfloerste maan in het zuidwesten toen ik de gordijnen openschoof, het eerste beeld dat me beroerde omdat ik haar gisteren, aan de ontbijttafel, als een zilveren schijf in het volle oosten had gezien. Ik ken niets van de baan van de maan om de aarde, ik weet alleen dat ze afgestemd is op de tolling van de aarde, zodat het beeld dat ze ons toont altijd hetzelfde is, ze heeft dus een kant of zijde die we nimmer te zien krijgen. Hoe dit kan ignoreer ik ook. Wat weet ik dan wel wat die bol betreft die daar maar omheen de aarde slingert als een gidse en bewaker-es alsof zij het zou zijn die de aarde op haar plaats houdt en niet omgekeerd. Wat dan ook verkeerd is want het is de zon die het werk verricht, wat ook niet correct is want de zon zit gekneld in haar sterrenstelsel en dit, op zijn beurt gekneld en versleuteld in het Universum. Ik denk dat het zo is, maar ik denk zo veel als het op schrijven aankomt. Wat ik echter niet kan, zelfs erover schrijvend is me er een beeld van vormen, vooral dan wat er bij komt, de beweging van het geheel, het feit dat het Universum aan het uiteenspatten is. Is dit zo, of geeft het de indruk dat het zo is, misleidt het ons, zoals we door tal van zaken wat de Kosmos betreft misleidt worden of dan toch onvoldoende voorgelicht
Een vriend lezer stuurde me gisteren het fotoverhaal dat hij gemaakt had van een wandeling in de streek, waarbij hij ons taalgebied heeft verlaten om, na een tijdje in het andere te hebben gewandeld - de foto’s dit taalonderscheid niet kennende - teruggekeerd is naar het onze. Een mooi, verzorgd en liefdevol verhaal, gebracht door een poëet met een grote ziel voor het land en de natuur.
En een nog mooier als je erbij denkt dat je, met hem, tezelfdertijd een wandeling maakt omheen de zon en de zon omheen, en zo verder; een wandeling dus tot in het oneindige. Maar we denken er nimmer aan, nochtans is dit de hoge realiteit, zijn dit de feiten, in hun meest simpele vorm omdat we er hier geen nood aan hebben om onze weg te vinden over de landerijen, over de taalgrens heen, zoals we ook geen nood hebben te weten waarom de maan ons altijd haar zelfde kant laat zien. We hebben ons eigen klein, uiterst beperkt, Universum dat we nimmer verlaten en hoe verder we vorderen in leeftijd hoe beperkter het wordt. Zo, als ik me instel op de beeldmontage van mijn vriend dan toont hij me een land dat me volstaat als mijn Universum, beseffende terzelfdertijd dat het slechts een sprankel is van het geheel van luchten, van sterren en sterrenstelsels waar ik deel van uitmaak.
In dit opzicht ben ik, wandelend met hem, een kosmonaut die de ruimte doorkruist.
PS. Fotoreportage van Roger Tas op: https://youtu.be/uXwcfJkzb8g
|