Gelicht uit mijn blogs van november 2017
Je kon gisteren iets anders geschreven hebben, of toch niet. Er staat wat er staan moest, niets meer, niets minder, duidelijk genoeg om er mee te gaan slapen. Dit is wat de regel is in de wereld die van de schrijvers is.
En over die wereld las je, dat er vorig jaar meer dan 40.000 boeken op de markt zijn gekomen. Wat ontstellend is voor iemand die wenst een boek gepubliceerd te zien. Ontstellend ook voor de uitgever die zich niet zou hebben ingedekt op een of andere wijze. En dan, welk verschil maakt het uit, een boek in meer of in min, en welke kans maak je dat je werk boven het gemiddelde zou uitstijgen, een rariteit zou zijn, een werk dat weergalmen zou in de wereld van de literatuur?
Je kansen liggen heel laag, en toch volhard je in het verwachten dat je slagen zult waar anderen niet slagen. IJdelheid, mijn vriend, ijdelheid die je, je eigen maakt.
Je inzet, op alle ogenblikken van je leven dat je schrijvend waart; dat je de woorden plukte die opdoken van ergens, van waar weet je niet, zal je ook nimmer weten. En je hoeft het niet te weten, je vertoeft maar al te graag in die wereld die lijk een wolk je inpalmt keer op keer, jij verzonken in de grote stilte van het zijn, en het beleven van wat je neerschrijft en, eigenaardig genoeg, waar je weinig of geen vat op hebt.
Al denk je dat het van jou is, enkel van jou; dat het enig is wat er boven water komt, dingen die verbazen zullen. Je kijkt er naar achteraf. Het staat er allemaal en je weet niet wat je er van denken moogt, maar je laat maar gaan waar het gaan wil, voor jou is er enkel het betrachten, 'for us there is only the trying', zegt T.S. Eliot. Verder is er niets, of er nu van ergens buiten jou, woorden komen van verheerlijking of van verwerping, het spel is gespeeld, de teerling is geworpen, een reactie of die komt of niet komt, kan hier niets aan wijzigen.
Het is meestal de morgen die bepalen zal. Of zelfs, in heel wat gevallen, het ogenblik van het neerzitten dat alles in beweging brengt. Zo hangt er nog steeds het artikel in de Standaard van 2 november in je hoofd. Je bent er mee bezig, je antwoordde reeds in gedachten aan de twee professoren, niet in verband met wat ze besloten inzake de chronologie van Ramses II, maar wel wat ze dachten over het stilstaan van zon en maan, dat voor hen een zonsverduistering zou geweest zijn. Een zonsverduistering waar God zou voor gezorgd hebben op het ogenblik dat Jozua de Amorieten aan het verslaan was. Echter van de meteorieten regen, het vers ervoor, die niets te malen heeft met welke verduistering ook, spreken ze niet. Het zou nochtans een belangrijke vingerwijzing kunnen inhouden. Maar zoals ik hen lees zijn het geen durvers. Om even te luisteren wat anderen - Velikovsky of De Telder - erover denken. We wachten op een gelegenheid om het te doen, de Bijbel ligt altijd binnen handbereik, nu open op Hoofdstuk 10 van het boek van Joshua, open op een paar zinnen die ons en vele anderen een leven lang hebben bezig gehouden, en we zijn nog steeds niet aan het einde ervan.
|