Gelicht uit oktober 2017
195
Het gebeurde half september - niet dat het een drama was - dat de boer uit de omgeving van de vijver, naar hij verklaarde, vergeten had zijn koeien water te geven en de dieren, het was een heel dorstige dag geweest, ruikend een grote plas water dichtbij, uit hun omheining braken, de droogstaande grachten over, en in de vijver hun dorst zijn komen laven. Hierbij hebben ze, niet alleen de oevers van de vijver doen wijken op een plaats, maar ook, niet tevreden zijnde met het water, hebben ze ook een jonge appelaar, de takken vol rijpende appels, ‘afgegraasd’ en alleen nog de stam ervan, met afgebroken takken, achtergelaten.
Nu, wat gebeurde kan, behalve de ingezakte oever, niet ongedaan worden gemaakt, zeker de jonge appelaar niet. Reddeloos verloren werd er gedacht, maar dan toch niet, want één nederige tak die geen appels droeg, was gaaf gebleven, een enkele. En er gebeurde wat niet verwacht werd, weken erna, de tak kreeg nieuwe botten én, wat eigen is aan de lente, op een nacht van half oktober zijn deze botten opengebarsten, met een kleine knal, die niemand gehoord heeft, maar de knal was er, en zijn er herfstbloesems in alle glorie open gebloeid. Een wonder dat, geloof ik, zich maar eens voordoet in a lifetime. Om deze reden de vermelding ervan.
Maar, wat bezielde het verhakkeld, het vernederd appelboompje, wat ging erom in het gekwetste hart ervan, in de ziel ervan? We zullen het wel nooit weten, we kunnen het enkel gissen. Wellicht waren, op het ogenblik van het accident, de sappen al gestabiliseerd, klaar om terug te dalen naar de verste wortelingen, maar is er een reactie gekomen, is er een wil opgestaan, een jeugdige, krachtige wil, een wil van niet versagen en werden alle sappen die nog aanwezig waren her-opgeladen en alles klaar gemaakt, alsof het lente was, om dat ene vergeten takje tot bloei te brengen.
We weten niet wat het betekent, een bloemknop aanmaken, welke kennis, welke inzichten, welke berekeningen, welk groot kunstenaarschap hier aan vooraf gegaan is, opdat uit deze sappen zouden ontstaan: de kelkbladeren in de juiste kleur - met dat tikkeltje rood, een druppeltje bloed - de stamper en de naaldfijne precies getelde meeldraden, voorzien van het nodige stuifmeel, hier ook niet te veel, hier ook niet te weinig?
Hebben we er al ooit, in ons leven, eens aan gedacht, welk wonder zich hier heeft afgespeeld, alsof het een liedje van ne cent was? Wel het sloeg ons met verstomming te zien, hoe de jonge appelaar het heeft gedaan gekregen. We geloofden onze ogen niet. We begrepen niet hoe het kon en toch het was een feit. Wie of wat lag aan de basis ervan? Wie of wat was het als het niet het appelboompje zelf was? Maar dan nog wie of wat maakte dat het, zo laat op het seizoen, nog reageren zou, op de wijze waarop het reageerde. Vragen waarop het antwoord verwondering is.
196
Handel ik normaal, heb ik gisteren niet al té duidelijk mijn verwondering over het takje appelbloesem laten horen, en verkeerd geïnterpreteerd; was het geen normaal verschijnsel te wijten grotendeels aan de, voor het seizoen, te clemente - niet volgens de regels - temperatuur en was het maar normaal dat het takje tot leven zou komen in dergelijk gunstige omstandigheden, of, was er toch meer aan de hand?
Want zeker is het dat, indien het boompje niet 'verkracht' ware geweest en de appelen niet opgegeten, het takje niet gebloeid zou hebben, ook niet indien de appelen met zorg waren geplukt geworden. Dus moet er een verband geweest zijn tussen de te harde aanpak - door de koeien - en de onverwachte bloei van het takje. En het is hier dan mijn verwondering ontstaan is.
Ik heb een vriend die elke dag zijn wandeling maakt in het bos dat hem vertrouwd is, hij volgt elke beweging in de natuur, ziet hoe het bos uit de winter komt, de lente en de zomer binnengaat en hoe de herfst zich nestelt in de bomen. Ik, moet het stellen met heel wat minder, maar ik bekijk het leven in de natuur rond mij met des te meer aandacht, meer dan ik aandacht schenk aan wat er gebeurt in de wereld, op mijn leeftijd kan ik me dit permitteren.
Is het dan niet normaal dat het bloeiend takje appelaar me bezig houdt alsof het een gebeuren is dat boven al het andere uitsteekt; dat ik erover schrijf, erover uitweid en vooral, dat ik tracht te begrijpen hoe het boompje zelf zijn hachelijke toestand heeft ‘beleefd’ opdat het reageren zou zoals het gereageerd heeft?
Nu ik A heb gezegd wil ik ook B vernoemen. Wel ik denk dat het, na zijn overrompeling door de koeien, geschrokken is overgebleven; dat het enkele dagen zon heeft nodig gehad om terug op zijn plooi te komen en te beseffen dat het was alsof het lente was en dat het tijd was om tot bloei te komen in dat ene takje dat er was. Is er dan 'iets' vreemd aan of is alles vreemd?
Maar, wat weet ik over de psychologie van de planten? Hoe kan ik me ooit inleven in hun gedachtewereld als ze er een zouden hebben? Toch blijft het bevreemdende in het leven van de planten een immens vraagteken. Er werd over nagedacht en boeken over geschreven, een ganse wetenschap eruit gefilterd. Hier, in het geval dat ons bezig houdt, denk ik dat het vreemde van het tot bloei komen, het gevolg is van het verrassingseffect dat het boompje ondergaan heeft, en zijn bloei een soort wraakneming is op het lot. Een mens zou allicht op zelfde wijze reageren.
197
Het kleine nieuws werd via mail de wereld ingestuurd waar het opgenomen werd samen met het grote: de brand in de bossen van Portugal en Spanje, samen met de nederlaag van Anderlecht, samen met wat zich in Catalonië aan het voltrekken of dan toch aan het voordoen is. Het verhaal is zelfs al duizend woorden ver kond gemaakt en er hebben er zich al heel wat over gebogen, heel wat zich vragen over gesteld.
In de uiterst beperkte wereld van mijn geschriften, is het welgekomen nieuws. Klein nieuws maar groot van inhoud. En het is dit grote, dit wondere dat zin geeft aan het vermelden ervan. Er gebeurde trouwens niets dat even vermeldenswaardig was in mijn voorbije dagen. En het zal zo blijven de komende dagen, ik zal in het oog houden wat het vervolg zal zijn. Heb al bemerkt dat er bloemblaadjes zijn weggevallen, dat twee andere knoppen op het openbarsten staan en ik blijf over met de vraag of er een bevruchting heeft plaats gevonden. Er zijn geen bijen, geen vlinders, geen vliegen meer, dus vrees ik ervoor. Wat er ook van zij, ik houd de twee resterende knoppen in het oog en zal er voor zorgen, desnoods met het fijnste penseeltje uit mijn collectie, dat er een kunstmatige bevruchting plaats vindt want, we willen weten hoe het verhaal zich verder ontplooien zal.
Nu, om volledig te zijn, het zou ook kunnen - wonderen zijn de wereld niet uit - dat het voldoende is geweest de aandacht erop te vestigen met wat woorden, opdat de bevruchting zou geschied zijn via deze woorden, hoe eigenaardig dit ook moge blijken, niets verbaast ons nog, zeker niet als het de natuur betreft, zeker niet als de geest er zich mee moeit.
Ondertussen stel ik vast dat, én de details van meeldraden en stamper, én de glans van blad en kroonbladeren, verloren zijn gegaan. En, wat meer is, aan de voet ervan is in de nacht of in de vroege morgen een inktzwam uit de grond gekomen, een witte kaarsrechte kegel opgerezen uit het gras, een ander wonder, als we het maar zien hoe we vergast worden op tal van kleine als grote ‘verbazingen’ als we maar de gebeurtenissen in de wereld van ons afschudden om te kijken naar het wonderlijke dat ons omgeeft is er niets verloren van het nog jeugdige in ons.
Jullie deze stelregel meegeven is een van de redenen waarom ik ben begonnen met deze bloesems van laat oktober, in de late herfst van mijn leven. Zo zal ik dan toch iets positiefs geschreven hebben.
De herfstbloesemhistorie had onopgemerkt moeten voorbijgaan, geen haan zou erover gekraaid hebben, maar het ongewone ervan heeft me getroffen en het is dit dat ik heb willen vermelden met mijn trachten binnen te dringen in wat van de natuur is, het wondere leven ervan. En het is over dit wondere dat ik heb willen schrijven, het zo talrijk wondere dat aan ons voorbijgaat.
|