Mijn dagen, deze die me nog zijn voorbestemd, moet ik meer dan ooit koesteren, vooral dan de tijd ervan die, als ik schrijven ga, zich opent op mijn geest en ik neerdaal tot in de diepste roerselen van mijn bestaan. De overige tijd, en die is er ruim, moet ik het best dan zien als een aanloop, een ellenlange soms, naar die speermomenten die neigen naar de momenten van ‘Spem in alium’ van Thomas Tallis, een oratorio dat ons bereikte uit de XVIde eeuw, of van de verzen uit de Commedia van Dante uit de XIVde of uit het mystieke van Hildegard van Bingen uit de XIIde..
Ik zeg zo maar iets, omdat we telkens het allerhoogste dat ons gegeven is trachten te bereiken, of het nu komt in de dag of diep in de nacht, het zijn alle uitkomsten van de geest in ons, of beter van de geest die om ons heen drijft en die we op dergelijke speermomenten capteren kunnen en er ons naar richten om die als vertrekpunten op te nemen.
Maar het kunnen evengoed momenten zijn, gedrenkt in de geluiden van de zee, of van de wind in de bomen, of van de uilen in het bos, of van plaatsen die er zijn in onze dromen, als het toch maar geen geluiden zijn die ons omklemmen, komende uit de wereld van vandaag.
De woorden zoals ik ze opvang om te verspreiden kennen een brede gamma aan onderwerpen, waaruit ik kiezen moet, al was het maar over de dood als integrerend deel van het leven, al was het maar omwille van het Woord dat in den beginnen was, al was het maar omwille van de vreugde die ik ken hier te zitten in het licht van de geest, te denken en te schrijven in een grote vrijheid, mijn zinnen neer te zetten zoals ik denk dat ze het best worden neergezet, opdat ze als een blijheid zouden binnen dringen, opgenomen worden en her-verwerkt in totaal andere omstandigheden, als zijnde begrippen of gevoelens komende uit het geestelijk landschap van een vriend of kennis van jullie.
Ik, de wereld te rijk zijnde deze wondere dag dat ik eens te meer door gedrongen ben tot wat reeds in potentie neergeschreven werd in de dagen die op mij afkwamen.
Het komt er aldus alleen op aan, de beelden te grijpen die aanschuiven zullen en deze niet meer los te laten, zoals het altijd gebeurt en het altijd tot mijn laatste dag, gebeuren mag. Ik weet voldoende dat deze ogenblikken van nu, uitzonderlijk zijn - eigenlijk zijn alle ogenblikken het - dat ze echter niet elke dag met dezelfde geladenheid zullen opduiken, en niet altijd met dezelfde ernst en tezelfdertijd met dezelfde losheid van gedachten zullen opgediend worden. Maar het ogenblik van nu is wat het is, groot en zinderend, en het staat geschreven, vloeiend in al zijn facetten uit die allereerste woorden van vandaag: ‘hoe koester ik mijn dagen?’
En ik koester ze, veel zeggend en veel verzwijgend opdat jij die me leest, vatten zou hoe goed ik me voel als een mens die schrijft, deze simpele morgen van een simpele dag, op het meest simpele uur, in de meest simpele omstandigheden en in de meest simpele bewoordingen. Een simpelheid die de hoogste vorm van het leven is.
Het ga je even goed, mijn vriend.
|