Ik wil vergeten wat ik gisteren schreef, zoals ik al vergeten ben wat ik de dagen ervoor heb geschreven. Om het te weten moet ik teruggaan en herlezen wat er staat. De voorbije geschriften zijn alle het resultaat van een momentum in mij leven. Alle samen zijn ze mijn leven, elk afzonderlijk zijn het passages in mijn dagen.
Als ik opsta uit de nacht is er wel al wat er geschreven staat, maar het voorbije is voorbij, ik begin opnieuw. Ongeschreven gedachten keren terug, dringen zich op en worden geschreven, misschien staan ze zelfs al ergens opgetekend, het kan. Zo, luisterend naar KLARA vind ik dat componisten in muziek ademen, zoals anderen lijk ik, ademen in woorden en nog anderen in beelden, in schilderijen. Eens je als individu in het zog van de klanken, de woorden, de beelden gekomen bent, geraak je er niet meer uit en word je, je leven lang meegenomen, in een creatieve flow die enkel met de dood stilvallen kan.
Wat allen met elkaar gemeen hebben is de onverwoestbare drang creatief te zijn en te blijven. Ze zijn bezeten door wat ik, o zo graag noemen wil, het kosmische, ze zijn de bloedeigen kinderen van de Kosmos, ik heb er geen andere verklaring voor.
We zijn allen kinderen van de Kosmos, niet allen in een zelfde mate, niet allen voelen we ons kind van wat ons overstijgt, maar in de mate we er ons kind van voelen zijn we opgenomen in het zog ervan.
Dit is eens te meer een boude uitspraak, ik deed er al enkele. Ik bedoel hiermede dat men de aarde achterwege laten moet als we kunst bedrijven, we moeten ons opstellen, tenminste tussen aarde en hemel, hoe dichter bij de hemel hoe groter de kunst in dit geval.
En zeker is het dat we op dergelijke momenten onze krachten halen moeten uit de onverzadigbare creatieve eigenheid van het Universum dat ons omkleedt. Kunst en creativiteit kunnen enkel liggen in en gedragen worden door deze eigenheid.
Het kan ook, dat elke vorm van kunst keert en draait om het Woord waaruit alles is ontstaan zijn en dan ook verder en verder zijn tentakels om ons heen heeft vast geankerd als een wikke omheen de graanstengel, en dat het vanuit de wikkerank is dat alles om ons wordt belicht en bekrachtigd en met nieuw leven wordt gevoed.
Vereeuwigd staan we op uit het Woord, dat van alle geslachten is, van alle volkeren, van alle religies, van alle vormen van leven. Het Woord dat onze binding is met al wat was, al wat is en al wat nog komen zal.
Van uit dit tranendal – voor velen vandaag – richten we ons op om meer mens te zijn, meer homo sapiens om meer van het Woord te zijn, ondanks alles wat er ons van verwijderd houdt.
Het kan nog eeuwen duren, maar we halen het, er is ons enkel nood aan een nieuwe vorm van het sacrale.
|