Zeg me hoe ik me voel vanmorgen en ik zal je zeggen wie ik ben. Niet veel, niet veel, een stukje mens nog die zich tracht te verlengen met wat geschriften, woorden die, eens wat dagen erover, verdwijnen zullen zoals de bladeren van de laatste herfst verdwenen zijn.
Zo zeg me hoe ik me voel opdat ik verder schrijve. Mooi die zin vind je niet, mooi die taal van ons, ‘opdat ik verder schrijve’, die oude vergeten, verloren voorwaardelijke wijze, ce conditionnel des temps passés. Hoe ik me nog altijd verleiden laat nog van het oude te zijn, de tijd van de ‘verhandeling’ die we te schrijven hadden, een fluitje van een cent van zodra ik mijn eerst zin had - zoals vandaag - een zin die in zich de ganse verhandeling droeg.
Het is wat me nog rest en het volstaat me. Het houdt me levend van vroeg in de morgen tot laat in de nacht. Dit is de essentie van wat ik te zeggen heb vandaag, aldus weet je wie ik ben, weet je wat er overblijft van mij. Meer is het niet. Of toch, ik denk eraan het houdt me weg van de dood, it keeps death away, hij is geen onderwerp in mijn gedachten, hij is er wel, ondergronds, maar hij krijgt geen zeggingskracht bovenaards, hij wordt versmacht door wat ik schrijf over de geest in ons, het onsterfelijk element waar hij niet de minste vat op heeft, waar hij totaal machteloos tegenover staat.
Aldus is dit ook een aspect van wie ik ben, een vaandel waarmee ik door het leven ga, zoals het vaandel dat volgens Dante, Christus droeg als hij de Hel binnenwandelde.
Ik mag me dus, in deze tijden met de Covid 19, en andere op de loer, vooral ook niet laten gaan - jullie evenmin! - niet denken aan wat ik mogelijks kan ontmoeten op de weg die voor mij ligt.
Ik schrijf dit, omwolkt met de klanken en de woorden van KLARA, ze vullen mijn gedachten niet, ze beïnvloeden mijn woorden niet, ik hoor wel de muziek, hoor wel de namen: Respighi, Aranjuez, Verdi en zijn Slavenkoor - Va, pensiero sull’ali dorate/ ga, gedacht op de gouden vleugels - waar ik niet aan voorbij kan, waar ik naar luister, het opneem in mij, iets oneindig dat me rillingen geeft, om daarna terug te komen tot deze woorden, mijn blog waarvoor ik een waardig einde moet vinden.
Zo, mijn vrienden, is elke morgen een uitdaging voor de geest in mij, een uitdaging die ik elke dag aanga. Soms kom ik er uit tevreden met mezelf, soms is dit minder, maar eens volbracht wordt het een gedane zaak.
Nu hoor ik de wind tegen het raam, weet ik de donkere luchten zwaar van regen en ga ik heen met een of andere muziek waarvan de naam van de componist me ontging, was het Prokofief? Inderdaad, het was hij.
Ik kan nu denken aan mijn blog voor morgen. Zo gaat het nu eenmaal.
|