Je bent, schreef me een goede vriend, je bent een koorddanser(van de geest) die zijn evenwicht zoekt tussen het zichtbare en het onzichtbare, het voorbije en het komende, wat van de aarde is en wat is van de hemel.
Hij had het juist gezien, en nu ik door hem aan mijn eerste zin ben gekomen, wil ik er mee verder gaan, met de nadruk op de hemel en wat schuil gaat achter de miljarden melkwegstelsels waar we - ik in gedachten anderen met hun Hubble telescoop - mee geconfronteerd worden.
Ikzelf, en dat weten jullie voldoende, ben meer dan sterk geneigd er het werk in te zien van het Woord-dat-in-den-beginne-was. Opvallend is hierbij, en ik noem het een wonder, dat de aarde zich bevindt op de juiste plaats in haar baan om de zon in ons sterrenstelsel, een noodzakelijkheid om leven, om de mens, voort te brengen?
Begrijpelijk dan ook dat de aarde, ver in de tijd, gezien werd als het centrale punt in het toen gekende Universum, een punt waar alles omheen draaide. Vandaag weten we of denken we te weten dat het niet zo is; dat de aarde niet het centrale punt is in het Universum, van waaruit alles vertrokken is.
Evenwel, is ze het centrale punt in het Universum van waaruit elke kennis ervan, elke meting ervan, elke gedachte erover, elk begrip erover, is ontstaan. En is, in dit opzicht de aarde wel centraal gelegen, de enige plaats van waaruit de geest is ontsproten, de geest die oneindig is?
Wie dacht er ooit aan?
En, is het niet de enige planeet waar de geest aanwezig is, het is dan toch ene van vele die er zouden kunnen zijn, wat we echter nooit weten zullen. Er is dus een ruime reden om aan te nemen dat de Aarde ‘de’ plaats is waar de geest van de mens is ontsproten en aldus is ze, voor ons, het centrale punt van het ganse Universum. Geven we er ons wel rekenschap van?
En dan stelt zich meer dan ooit de vraag is die plaats gewild of, zoals Jacques Monod het vooropstelt, een zuivere toevalligheid, een lot uitgekomen in Monte Carlo? Aan ons, homo sapiens, om het antwoord te vinden.
En de vraag moet scherper gesteld: was er in het Woord-dat-in-den-beginne-was, een plaats voorzien zoals de aarde, die de plaats zou zijn van het Woord, en waaruit, de tijd niet zijnde, de geest van de mens zou te voorschijn komen?
Dit is de hamvraag. Het antwoord van Monod is te simplistisch om ons te voldoen, het toeval is volgens ons niet in staat te voldoen aan alle vereiste details opdat zou zijn wat is en waar we ons rekenschap van geven.
Het leven, de mens zoals hij ingewikkeld geconstrueerd is, tot in de minste van zijn geledingen die uitlopen tot in zijn geest, tot in zijn gedachten, tot in zijn herinneringen, kan niet gezien worden als het resultaat van het toeval. Het leven moet, en de mens moet gewild zijn, in het Woord en door het Woord.
Ik sta erop dit hier te onderlijnen.
|