Ik was in het Sint-Janshospitaal, ver terug, ik was nog jong, hoog verliefd, toen ik oog in oog kwam met Maria Moreel, en ik mijn verliefdheid projecteerde op die van haar voor Memling die haar portretteerde, even verliefd.
Verbeelding, wie weet?
*
El tiempo no es, de tijd is helemaal niet. Wat heden is, is al verleden en wat toekomst is wordt heden: tijd is een ogenblik tijd en dan niet meer, en met jou, zoals ik je ken, Maria Moreel, el tiempo no es.
Een afbeelding van de Sibylla Sambetha, het werk van Hans Memling voor hem – maar hij had uitgemaakt dat de sibylla, het portret was van Maria Moreel - en hij dacht, binnen in haar kijkend, el tiempo no es.
Binnenkijkend in de vrouw die ze was toen ze poseerde: de torens en de huizen omgekeerd in de reien, de witte duiven kirrend aan het venster en vlekken licht in haar beminnen: Maria, el tiempo no es.
Of de sneeuw die viel in trage vlokken op de roerloze wereld en het gewemel van de vlammen in de haard. Haar blanke handen in haar schoot in haar droomogen binnen: Maria, el tiempo no es.
En niets zal er nog verroeren tot in der eeuwigheid, het leven dat ze houdt in haar blik, gestold, verhonderdvoudigd. Geheim gehouden wat ze uitroepen wil: Maria, el tiempo no es.
Ontcijferen we nimmer wat van haar en wat van Memling is. Wat is van haar in hem en wat van hem in haar, overgave en terughoudendheid, verlangen en tedere oneindigheid : el tiempo no es, Maria.
Ontcijferen we nimmer het osmose-punt van beiden, in lagen verf vermengd, molecule op molecule, atoom op atoom, zoals alles was destijds, is alles gebleven: want de tijd is niet.
Een lichte druk van de hand bij het ontmoeten, ogen binnen in ogen, een fluisterwoord dat geest en lichaam is, een innigheid en een pijn om het niet kunnen zijn, alles versmolten in een immensiteit van tijd die niet is.
En toch wat van vele geslachten is, en toch je kleed van brokaat en geruis, geruis in golven van blijheid, openzwaaiend lijk witte zwanen van sierlijkheid. Wie hebben we liefgehad en wie hebben we bekoord in dit ene ogenblik dat tijd, tijd nog was en ook niet meer.
El tiempo, Maria, no es. Is helemaal niet? en je lippen Maria, van ogenblik tot ogenblik, je eeuwigheid, Maria.
Zo was en is dit beminnen in dit stille punt waar alle lijnen, alle wegen, alle daden zich hebben opgelost in de lijn van oog naar mond naar hand.
En, de tijd die niet is.
|