Ik denk aan Akhnaton, ik denk aan mijn voorvaderen als ik de foto zie op mijn blad van gisteren, de lichtende enorme bol die wegschuift onder de horizon en de duisternis die invalt. Hoe zag Akhnaton dit en hoe waagde hij het uit te roepen dat dit het beeld van God was, tegen alle tradities in. Wat bracht er hem toe, als jonge man een dergelijke verklaring te doen, in een rijk zoals het Egypte van toen?
Wie denkt hier nog aan, wie gaat nog zo ver terug in de tijd?
Wijlen Robert de Telder schreef een boek, ‘De Zonaanbidder’, over hem. Ik had het al lang moeten gelezen hebben, uit respect voor De Telder, maar ik wist wat Velikovsky erover geschreven had en De Telder was een Velikovsky-fan, zoals ik trouwens, aldus is zijn boek aan mij voorbijgegaan, maar nu ik begonnen ben over Akhnaton zou ik toch willen weten hoe hij, als jonge man, er toe gekomen is om de zon te gaan aanbidden.
Echter, wie heeft hier nog enige interesse voor, wie wil er nog weten wat er gebeurde in de VIIIste eeuw voor Christus en dan nog wel in Egypte? Enkel zonderlingen zoals ik die besmet zijn geweest door de virus Velikovsky. De rest houdt het bij een van de vele voorvallen uit de Oudheid. En misschien terecht, de tijden van nu zijn al boeiend genoeg om de rest te laten aan de enkelen die verdwaald zijn in de Egyptische geschiedenis, of in deze van de Bijbel, deze onder meer van koning Achaz en zijn schaduwuurwerk.
Hoe ver ben ik nu al afgedwaald, vertrekkende van een foto van een paar dagen terug, genomen door een lieve dame, die er oog voor had. Indien ze er was aan voorbijgegaan, dan had ik er niet over geschreven, dan ware ik niet teruggegaan naar de min achtste eeuw en had ik het over iets anders gehad, wie weet over wat?
Zo is het meer dan duidelijk dat het de omstandigheden zijn die voor mij beslist hebben. Echter het zijn deze waarin ik gedompeld werd en niet de maakster van de foto, die wellicht helemaal niet zal gedacht hebben aan wie ik heb gedacht. Je moet dus iemand zijn zoals ik die jaren begaan is geweest met de Egyptische geschiedenis om te denken aan wie ik dacht, en niet alleen aan Akhnaton, maar eerder nog aan mijn/onze voorvaderen die ook ooit met een dergelijk beeld zullen geconfronteerd geweest zijn. Een beeld waaruit dan - zoals Yourcenar zeggen zou - Stonehenge is ontstaan, of, wat Lorca schreef over la Luz of, al diegenen die zochten naar een beeld dat God kon zijn, zoals Aäron die een gouden kalf liet maken terwijl Mozes op de berg aan het discussiëren was met de God van de stenen tafelen, die hij stuk sloeg toen hij het werk zag van zijn broeder Aäron.
De geschiedenis, hoe veraf ook, houdt ons bezig, details ervan worden opgehemeld en onthouden, wat eraan voorafgaat of wat eruit volgt gaat veelal verloren, maar sommige feiten blijven en dragen we mee met ons.
Het gebeurt dan ook dat we er even blijven bij stilstaan, een ‘even’ van een pak woorden, toegevoegd aan een foto.
Een foto van (een deeltje) God.
|