Is er ooit iemand geweest in mijn leven die me op het gepaste ogenblik een ingrijpende wijsheid, of wijsheid van een andere aard, heeft meegegeven?
Bijvoorbeeld, weten dat elke korrel stof beweging is, dat er een deeltje geest is in vervat; weten dat we, in wezen, één zijn met het Universum en dat dit Universum in zijn totale totaliteit wellicht de God is die we dagelijks vernoemen.
Niemand vertelde me dit ooit, ik heb het zelf moeten uitzoeken. Ik hoop dat de jeugd van nu er beter aan toe is, dat ze nu van jongs af vetrekken zullen vanwaar ik aangekomen ben, bewust ervan dat er een wereld is die schuil gaat achter deze wereld van elke dag. Dit te weten , dit te begrijpen, moet hen mogelijkheden openen die mijn generatie niet heeft gekend. En zelfs indien ze er nog niet zouden toegekomen zijn, het licht ligt aan hun voeten, een generatie verder - wat, eens voorbij, een niemendallen is - en ze staan waar ze moeten staan.
En ik, die er sta, wat rest er me nog dan volharden, wat zoek ik nog als er niets meer te vinden valt, hoe vul ik mijn dagen met woorden als ik ze geen inhoud meer kan meegeven.
Dit is een vreemde dag voor mij, alsof ik terugkeer van een verre lange reis, terugkom in een land dat ik niet meer ken, een desolaat bar land, zonder enig lichtpunt, een effenheid aan woestijnvergezichten die ik zou moeten bevolken met beelden die ik niet meer heb.
Je weet niet, hoe ik me voel, vanmorgen en ik weet niet hoe ik mijn dag zal doormaken om uit te komen op mijn laatste zin; op mijn laatste woord.
Ik weet dat ik niets weet om te zeggen nu, dat dit het enige is dat ik nog zeggen kan; dat ik de indruk heb daarna stil te vallen en niet meer recht te komen. Een somberheid die in mijn gedachten is blijven hangen, een niet weten hoe het morgen zal zijn en de dagen erna.
Ik had een vertrekpunt maar geen eindpunt, mijn einde lag van in het begin waar ik vertrokken ben zonder inzicht op wat volgen kon. Een leegheid die ik zelden heb gekend, die verwoestend is, die droefheid is: een oneindige droefheid die me plots overvalt; die me vasthoudt in zijn greep.
Ik vertel dit aan niemand, als ik het schrijf is het alleen voor mij opdat ik weten zou wie of wat ik ben op deze ogenblikken in mijn leven. En zeggen dat ik misschien nog heel wat dagen kennen zal dat ik deze droefheid meedragen zal waar ik eventueel nog gaan zou, aan de vijver misschien, of elders anders. Elders, verder weg wil ik niet zien, zeker niet in gedachten, maar ik ken geen droom meer die ik koesteren kan of erger, die ik wil koesteren.
Dit is waar ik eindig dan vandaag, morgen weze me genadig.
|