Maar in het leven wordt men dweper in alles wat ons het meest beroert, want, hoe ouder men wordt hoe intenser alles beleefd wordt, vooral door iemand die zich beweegt in het landschap dat ik zo graag dit van de geest noem, en het gebeurt dat we daar bezocht worden door wat we als grote poëzie ervaren. Zo was er op Kerstdag de zin van Rilke, gelicht uit een brief van hem, een brief van 13 december 1903 - een goede vriend stuurde me die - ‘Sie sollen nicht ohne einen Gruss van mir sein, wenn es Weihnachten wird.’
Een zin die ik bewaren wil omwille van de geladenheid die ik erin lees. En ook, Weihnachten, Kerstdag is voor jou, een chalet in de bergen in de winter en het vuur in de haard; is voor jou, het gedicht, ‘Antico inverno’ van Salvatore Quasimodo waarvan je, je nu de eerste regels herinnert in het weinige Italiaans dat je nog overhield:
Desiderio delle tue mani chiare nella penombra della fiamma sapevano di rovere e di rose, di morte ...
of,
‘het verlangen van je blanke handen in de schemer van de vlammen, ruikend naar eikenhout en naar rozen, ruikend naar wat is van de dood…’
en dit op winteravonden met haar bij het vuur gezeten of neerliggend op de schapenvacht. Of, hoe vol, hoe geladen met wat van vroeger was, woorden kunnen zijn.
Eens waart je in de B & B, ‘I Fiamminghi’ in Toscane. We zaten voor de haard na het avondeten, ik heb het gedicht - ik had het van buiten geleerd - opgezegd, kijkend naar het gezelschap. Hebben ze het begrepen, ik weet het niet maar toen ik zweeg, de stilte van de vlammen over hen.
Het overige van het gedicht, moet ik nu gaan opzoeken, het is iets over vogels en zaden in de sneeuw, maar ik weet dat het eindigt op: ‘E noi fatti d’aere’, en wij, gemaakt van wat lucht.
Het is alsof in deze luttele lijnen, een belangrijk moment in mijn leven gestold ligt, impressies van toen vermengd met de ogenblikken die van nu zijn, wetende dat dit van vroeger, immer aanwezig zal blijven in het nog komende. Ik, zoals Quasimodo het zegt, fatto d’aere.
Zo besta ik dan, zoals zovele van mijn vrienden en kennissen, zoekend naar een middel om al deze herinneringen in tekens om te zetten, opdat iets ervan behouden zou blijven en er niets meer zou kunnen aan gewijzigd worden, niets in min, maar veel in meer. Aldus ben ik het medium waarlangs alles zich opnieuw voltrekken kan, waziger steeds en meer en meer herleid tot de essentie ervan, de sappen ervan, de zaadcellen ervan.
Zoals ik me uit de ‘Dokter Zhivago’ van Boris Pasternak nog herinner hoe Yuri’s moeder begraven wordt en Yuri, knaap nog, de nacht doorbrengt in een cel van het klooster met door het raampje, het zicht op de tuin met de bevroren groenten. Ook dit beeld blijft bewaard in mij, lijk zovele andere zaken nog, alsof ik die zelf heb beleefd, zelf heb neergeschreven.
*
Hij denkt, alles samen genomen, het gaat goed met mij. Ik voel dat ik leef, ik voel dat de geest beweegt in mij, ik voel dat de wereld zich buigt over mij; dat wat ik denk Elohim, God te zijn, zwelt omheen mij en dat ik me wegschrijf in het Zijnde; dat ik, op momenten zoals deze, schrijvend, totaal opgezogen ben door het Zijnde - zoals het met Spinoza zeker gebeurde – opgezogen door wat was, en ook door wat nog komen zal.
Het gaat me heel goed, schrijvend in de cirkel licht over me – la Luz siendo Dios que desciende (Garcia Lorca) - en in meer is er een opening, naar iets dat gebeuren kan, nu, morgen, overmorgen, iets totaal vreemd maar ook iets beloftevol.
Mahler op de radio. Hij denkt het gaat me inderdaad zeer goed. Ik voel me wel met de dag ouder worden, maar ik voel dit niet als een zwaarte maar wel als een lichtheid, een helderheid, een stilte ook die me aanzet weg te duiken in de vijver van de geest en er in weg te drijven tussen het eendenkroos.
Badend in het licht.
|