De Bijbelfanaat die ik ben is nog altijd in de sfeer van wat ik de voorbije dagen schreef, in de sfeer van de traditie die ook is van wat ons overstijgt, die ook is van het sacrale, Ik kan er moeilijk van weg omdat ik, eens de Bijbel binnen, het Boek der Boeken, literatuur én geschiedenis is en dat ik altijd in bewondering heb gestaan voor wat de schrijvers ervan, twee duizend jaar en meer geleden, hebben neergezet. Ik heb een band met hen omdat ik denk te schrijven in de verlenging van wat zij schreven, generaties en generaties voor mij, de geest van ons wijzend in dezelfde richting, deze van het Onnoembare.
Dit is ongeveer wat ik antwoordde aan de vriend die me belde een paar dagen terug, om me te zeggen dat ik de enige ben onder zijn vrienden en kennissen die het woord Bijbel, niet alleen nog vermeldt maar er ook over schrijft, alsof alles erin ook de waarheid zou zijn. Je bent een grote uitzondering op de regel, zegde hij, want ook Spinoza geloofde niet in de Bijbel. Baruch Spinoza, wist hij, werd door Albert Einstein hoog geprezen want Einstein geloofde in de God van Spinoza, de God die zichzelf openbaart in de harmonie van het Heelal, al wat is, een beeld van God zijnde.
Mijn vriend leerde me niets nieuws. Ik denk zelfs - al zegt Spinoza het (misschien) niet, hij moet er toch aan gedacht hebben - dat het Universum de materiële vorm is van God.
En ook, wat die vriend zeker niet weet is, dat ik met de Bijbel werd besmet door de woorden van een rijzig man met een vreemde naam die in de jaren vijftig van de vorige(!) eeuw in mijn leven is opgedoken: Immanuel Velikovsky, een Russische jood, die me met zijn woorden - hij sprak een abominabel Engels - in de ban heeft gebracht omdat hij een antwoord had op wat als een onmogelijk iets in de Bijbel stond opgetekend: de stilstaande zon en maan tijdens het gevecht van Israël, de troepen van Joshua, tegen de legers van vijf Amorietische koningen. De dag, na ik die man met die vreemde naam had gehoord ben ik zijn boek ‘Worlds in Collision’ gaan kopen in de ’Smith & Son’ bookshop op de Adolf Maxlaan in Brussel. En, de verkoper was verbaasd over het aantal van die boeken die hij dezelfde dag had verkocht.
Ik was dus niet de enige die getroffen was geweest door wat die man vertelde op televisie. Sedertdien is Velikovsky niet meer weg geweest uit mijn leven en wie Velikovsky vernoemde, vernoemde de Bijbel, omdat hij met zijn theorie - over de komst van Venus - vertrokken is uit de Bijbel en deze altijd strikt heeft gevolgd, even strikt als hij die na Velikovsky is gekomen, wijlen Robert De Telder[1] wiens leven hierdoor een nog grotere wending kende dan dit van mij.
En, dan is er wat de Bijbel zelf betreft, is er nog een ander voorval te vermelden, namelijk dit van het boek ‘East of Eden’, van John Steinbeck, waarin de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘timshel’, gehaald uit de King James’ Bible van 1611, een belangrijke item is. Van dan af is mijn voorliefde voor de King James’ Bible ontstaan.
Er waren/zijn er dus twee die me besmet hebben met de Bijbel: Steinbeck voor wat de vertaling ervan betreft, Velikovsky voor de geschiedenis erin. Een besmetting die heel diep is doorgedrongen, een groot hoofdstuk in mijn leven, up to now.
Of hoe we niet allen gevormd worden door de traditie maar ook door de boeken die we lazen, de boeken die we ons eigen maakten.
[1] Robert De Telder (1948 - 2020) die in zijn boek ’Tijd der Tijden’, de geschiedenis heeft geschreven van de volkeren van het Oosten, vertrekkende vanuit het Oude Testament.
|