Het begint te spannen, hoe ik het ook draai of keer, 25 december is de Dag der Dagen. Eens december, vliedt alles er naar toe, wordt alles er door opgezogen. Het zit in onze genen, want we dragen het al zovele geslachten mee. Hopelijk komt er nimmer een storende factor die ons 25 december zou afnemen.
Ik denk eraan, niet dat ik er ga mee slapen maar, met de dood van God, zoals door velen geclaimd, komt de dood van de Zoon dichterbij en, of we nog de ingesteldheid hebben om ons te verheugen over de komst van het licht, in een wereld met een overdaad aan lichten, begin ik ernstig te betwijfelen.
Ik verneem ook dat het aantal ongedoopte kinderen met de jaren toeneemt. Kinderen die nimmer iets gehoord zullen hebben over God en zijn gebod, nimmer iets over de Bijbel, over Jezus. Nimmer de betekenis van zijn geboorte zullen kennen, noch de woorden die hij sprak, noch de betekenis van het kruis, van het kruisteken. Het einde dus van al wat centraal stond in de beschaving die in het Westen werd opgebouwd.
Hoe zullen ze opkijken naar gebouwen zoals een romaanse kerk, zoals een gotische kathedraal? Ik houd mijn hart vast en bedwing mijn tranen als ik denk aan de twee achterkleinkinderen van mij en de twee kleinkinderen van mijn echtgenote. Hoe kijk ik op naar hen als ongedoopten, bemin ik hen minder of bemin ik hen meer. Ik denk meer. Maar ik weet dat ze in hun leven iets zullen missen, een houvast, het weten dat de dood niet het einde is maar een herbeginnen.
Ik zal er niet meer zijn, maar met hen verdwijnt het sacrale uit de wereld, het verhevene dat het dagelijkse leven overstijgt.
Ikzelf weet niet wat er is na de dood, maar ik geloof vast dat de dood niet het einde is. Ooit dacht ik dat na mijn dood, het deeltje geest dat ik ben zou overgaan in de geest van een nieuwgeboren kind. Ik hoop dat het zal zijn in een wereld waar het sacrale nog overleven zal, in welke vorm ook, dat ik zal opgenomen worden in een gemeenschap waar nog enige vorm van een gerichtheid naar het eeuwige: bestaan zal.
We zien er naar uit, zonder er naar uit te zien.
En wat nog waar ik aan denk, ze zullen nooit Proust begrijpen als ze hem ooit nog lezen zullen, maar zeker niet Proust, zoals hij het vertelt in zijn ‘Recherche du Temps perdu’:
Souvent dans l’Évangile de saint Luc, rencontrant les deux points qui l’interrompent avant chacun des morceaux presque en forme de cantiques dont il est parsemé, j’ai entendu le silence du fidèle, qui venait d’arrêter sa lecture à haute voix pour entonner les versets suivants comme un psaume qui lui rappelait les psaumes plus anciens de la Bible.
En evenmin als Proust verder gaat:
Et plus d’une fois, tandis que je lisais, il m’apporta le parfum d’une rose que la brise entrant par une porte ouverte avait répandu dans la salle haute où se tenait l’assemblée et qui ne s’était pas évaporé depuis dix-sept (!) siècles.
Het zijn kinderen verloren voor wat de essentie en de basis van onze beschaving is. Het bedroeft oneindig, oneindig.
|