Ik moet niet lezen wat Rudolf Otto bedoelt met ‘das ganz Andere’, ik houd er mijn eigen, ruime mening op na, als iets dat er is, dat er altijd geweest is - van vóór de Big Bang zelfs - en er altijd zijn zal, iets dat elke rede overstijgt, onberekenbaar is en onovertrefbaar. En wat mij betreft, het is er bijna altijd als ik neer ga zitten om te schrijven en vooral als ik niet weet wàt te schrijven om verder te kunnen.
Het is dus niet iets dat altijd in mijn gedachten aanwezig is, iets waar ik voortdurend zou mee bezig zijn. Neen, en verre van. Ik leef zoals elke doorsnee mens hier leeft, begaan met de dingen om hem heen. Maar dit zijn gewone zaken en je bent weinig ingesteld om hierover te schrijven omdat het te laag bij de grond is en je gewoon bent het schrijven te zien als iets verheven, iets kosmisch, iets zoals Eco het zag en die kon het weten.
Schrijven, schilderen, beeldhouwen, componeren, het uittekenen van om het even welke plannen, elk werk van de geest, betekent altijd dat we een ander landschap betreden waar andere regels gelden, regels die onveranderlijk vastliggen, die ons ingegeven werden, misschien zelfs bij de conceptie. Het is het landschap van ‘das ganz Andere’, namelijk dit van het Zijnde, dit van de stroom van energie die alles in beweging houdt, ook de geest in ons.
Het is in deze stroom dat ik me dompel om verder te gaan, steeds maar verder dan ik ooit geweest ben. Dit is de essentie van alles. Het is om deze reden dat ik schrijf, een andere is er niet en het is gegrepen door de stroom dat ik leef eens ik schrijvend ben en de gedachten in mij tracht te volgen.
Zo ben ik deze morgen opgestaan omdat ik ademen wou al schrijvend, ademend op de flank van de berg die ik elke dag te beklimmen heb, in de luwte van alle gebeuren, geborgen in mijn schelp, waar ik zoals Shakespeare, een koninkrijk bezit. De ogen gesloten, maar de geest wijd open, luisterend.
Of het zin heeft daar zoveel mogelijk te vertoeven en elke dag uit te bazuinen dat ik me daar bevind, stel ik soms in vraag. Ik denk evenwel dat het wenselijker is mijn gedachten uit te schrijven dan ze te laten wegdrijven als lucht. En ook, eens ze geschreven staan, het beter is ze door te geven zoals ze er staan, omdat je denkt dat ze het verdienen.
Maar het is geen verdienste van jezelf, jij bent maar de tussenpersoon die het mogelijk maakt de gedachten die je ontvangt van het ‘Ergens’, op te vangen, te materialiseren in woorden en aldus het rondstrooien ervan als zaden mogelijk te maken.
Ik denk niet dat ik meer ben dan die tussenpersoon.
|