Van de zwammen en de paddenstoelen is de inktzwam me het liefst. Vraag me niet waarom maar ik voel het zo aan, misschien is het omdat de inktzwam het beeld terug roept van Guy M., een vriend die is heengegaan, voor wie de inktzwam een lekkernij was waarover hij met het water in de mond spreken kon en er ons telkens op wees hoe die diende gesneden en in de boter gebakken te worden. Ik denk wel dat dit de enige reden is, want ikzelf aarzel om deze, vers opgedoken kegels, wit als sneeuw, te plukken en ben er nog nooit toegekomen deze ‘lekkernij’ te eten omwille van het uitzicht ervan. In feite heeft het weinig nut dit hier te vermelden, het is eerder aan mijn overleden vriend dat ik denk en niet aan de inktzwam. Het resultaat is dat ik beide meedraag in mijn geschriften van de dag. Maar ik heb heel wat andere herinneringen aan hem, de wijnoogst in de Valais bijvoorbeeld, Gustav Mahler, de foto van de slapende man in de hangmat en zovele andere, voor de helft weg nu omdat hij er niet meer is. Hoewel ik denk dat hij het is die me vertellen deed over de inktzwam en als ik dit hier schrijf, ik ook denk dat het zo is. Zelfs als niemand mij hierbij volgt. Wat ook het zijn dingen die waard zijn herhaald te worden.
Des te meer omdat de dingen waarover ik uitweiden kan uitgeput raken. Ik zegde dit al en een goede vriend pikte de draad op en zegde me in een e-mail dat herhaling van wat men al schreef een normale behoefte is, een noodzaak zelfs. Hij verwees me, in een kort maar schitterend essay naar Cézanne die 91 maal ‘la montagne de Sainte-Victoire’ schilderde. Deze doeken bezitten elk een eigenheid alsof het telkens een andere berg betrof of, een doek geschilderd door een andere Cézanne.
Mijn geschriften ook kennen deze kenmerken. Ik behandel hetzelfde onderwerp maar ze komen over als door een ander geschreven en zijn ze het niet - de stijl is identiek - dan werden ze toch geschreven met een andere ingesteldheid.
De vriend die me op deze wijze Cézanne tekende is ook schilder, sterk beïnvloed door het werk van Maurits Van Saene is hij, zoals Cézanne door zijn berg, bezeten door de zee. Hij komt er niet los van. Hij schildert de zee en de luchten erover, in lijnen en banden kleurschakeringen waarin de lichtinval het levend element is, bepalend voor de kleuren die zijn woorden zijn, het penseel is zijn pen , de kleuren zijn inkt, hij schildert poëzie. Hij ook herhaalt zich voortdurend, hopende ooit het meest perfecte poëma te bereiken, zijnde het effect van het grote licht over de golven.
Trouwens elke dag in het leven is een herbeginnen, een vertrekken uit een massa grondgedachten, die lijnen zijn of kleuren of vormen. Bij mij zijn het woorden, ik heb niets anders. Ik herhaal me in mijn woorden die mijn innerlijkheid vertolken en, niet te vergeten, in mijn zintekens, mijn komma’s, mijn kommapunten, mijn dubbele punten, deze zijn bepalend voor de betekenis van het woord én voor het ritme van de teksten, het ritme dat functioneert als de lichtinval.
We willen allen kunstenaars zijn, elk op zijn gebied en ik heb het voorrecht hier omringd te zijn door schilders, beeldhouwers en poëten. Allen zitten we in hetzelfde schuitje we varen uit, in onze eigen werken en blijven erin rond toeren. In feite hebben we een totaal nieuw leven nodig om te bestaan op een andere wijze van kunstenaar-zijn, om werken te maken, totaal verschillend van wat we gewoon zijn te maken.
Minnaert was zo een iemand. Op een dag evenwel heeft hij het fijn korrelig doek vervangen door een jutedoek en zijn werken zijn een totaal nieuwe wereld ingegaan. Een nieuwe Minnaert is toen ontstaan, evenwel is hij heengegaan vooraleer hij uitgeschilderd was. Had hij het bij het rechte eind? Ik denk het, hij schilderde tot zijn dood nieuwe Minnaerts, hij herhaalde zich. Op het einde bleef hij steken in zijn nieuw werk, werd hij een Cézanne, een Van Saene, een Alechinsky
We zijn allen wachtende op een herboren worden. Ondertussen zit de vernieuwing in de herhaling.
|