We zijn herkauwers van wat we lazen, van wat we schreven, van wat we dachten; herkauwers zelfs van het herkauwde. Hieraan komt ook geen einde. We zijn wie we zijn en zijn op het herkauwen ingesteld, we slepen het met ons mee in onze dagen, welke ook en waar ook, het overlapt het nu van ons Dasein, voortdurend; omdat het gegrepen zit in het nu van het zijn.
Wat we niet weten is waar het herkauwde zich opstapelt opdat het er altijd zou zijn, voor een groot deel gedoken wachtend op een teken om op te duiken op het meest onverwachte ogenblik, zo maar, zonder overgang aan kloppend om genomen te worden, en je erop ingaat om ermee weg te wandelen tot in je dromen, tot op plaatsen waar je nimmer waart en nimmer komen zult, zeker, nù niet meer, nu je, je in een laatste fase van je leven, je, je aan het uitleven bent, zeer gematigd weliswaar, zoals het hoort en zoals het wenselijk is.
Herinneringen die voorbij schuiven, en onvermijdelijk, denkt je aan Mr. Chips als je dit schrijft - and the hours seems to pass like lazy cattle moving across a landscape - en dit wel niet jou geval is, je denkt niet aan lazy cattle, je gedachten zijn lijk jonge veulens in de weide in galop. Niet in te tomen soms. Maar je stelt je erin, zo lang de woorden maar blijven komen en ze enige inhoud hebben om te bewaren, al weet je niet waarom. Al ken je niet de drijfveer die je gaande houdt en je meesleept naar vertes die eerder wazig zijn dan geëtst zoals de boom in de vlakte, als op oud vergeeld papier.
Wellicht komt dit hier ook, herschreven uit een herkauwde tekst; heb je weinig nog dat als uiterst origineel kan gezien worden, gelezen kan worden. Ben je gekomen op het einde van je Latijn. Wellicht is dit zo, maar je bent koppig, je wilt maar verder en verder, het oneindige is zelfs voor jou te dichtbij.
In het huis zegt men je, to calm down, maar je weet niet meer wat dit betekent en je wenst het ook niet te weten. Het niets doen ware nefast voor jou is je antwoord, het antwoord van het woord in jou. Maar, hoe ga je verder de dagen in, nu alles schijnt gezegd te zijn?
Het licht vanmorgen schijnt me een blijheid toe, het is geen lach, geen uitbundigheid, het is het licht van de leeftijd die je hebt, gematigd maar toch helder genoeg in het witgrijze van de luchten, het omkranst je met een schijn van zilver op je handen, een balsem van een gebogen geluk; een geluk naar binnen toe waar het een gloed is van innerlijke bevangenheid van alle woorden die je al schreef, waarmee je je omringt om erin te verdwijnen voor een lange tijd, neer liggend, denkend aan wat was en niet aan wat nog komen moet, of dan toch dit laatste verjagend.
Zoals het hoort, nu dan toch en ook morgen. Van nu af is er voor alles, tijd genoeg.
Ik denk aan de Elias van Gilliams. Elias en tante Henriette op weg naar het landhuis in een hevige storm. Voor hen uit, een boom ontwortelt, andere bomen in de dreef meesleurend. Ze staan er in sprakeloze omarming. En tante Henriette: Elias, nu hebben wij tijd genoeg.
|