Ik heb een vriend, gewoon een vriend, die beelden houwt. Hij stuurt me regelmatig - hij is een stevig werker - een foto van wat hij nieuw heeft gemaakt. Ik reageer niet altijd even vlug, ik laat het werk bezinken en kijk er regelmatig eens op terug. Ik weet dat hij me leest, dus ik antwoord hem langs deze weg. Ik zeg hem dat zijn werken zijn zoals mijn blogs, over het algemeen, eerder goed, wat maar normaal is, maar ook soms matig, soms teveel lijkend op vorige werken én, soms, maar dan uitzonderlijk, een hoogvogel.
Het is in elk geval het beeld van de blogs die ik schrijf. Je moet er vele schrijven, soms nog meer dan vele, om er uitzonderlijk een te maken die alle andere overtreft en daar doe je het dan voor. Dit is de reden waarom ik elke dag herbegin waar ik de vorige dag ben gestopt. Het is een boek ‘ohne Ende’.
Marcel Proust werkte aan zijn ‘Recherche du Temps perdu’ van 1902 tot 1920. Hij schreef, las ik onlangs, 4215 pagina’s. Ik weet niet hoeveel woorden dit zijn, zeker meer dan twee miljoen. Niet alles is meesterlijk bij hem, er zijn passages die we liefst overslaan, maar zijn meesterschap wordt bepaald door de hoeveelheid die hij schreef en het schijnbaar gemak waarmee hij schreef. Ook bij Hemingway zijn er pagina’s die we liever overslaan, zelfs in zijn actieboek ‘For whom the belll tolls’.
Het is duidelijk, je schrijft niet elke dag een meesterlijke pagina, een meesterlijk gedicht of symfonie, je maakt niet elke dag een groot schilderij, je beeldhouwt niet elke dag een meesterwerk, maar elke poging is er naar gericht, je werkt eraan tot je denkt het maximum van je kunnen, op die ogenblikken, bereikt te hebben. And if you are lucky, als je in een goede bui bent, als alles vlot zoals het hoort te vlotten, pas dan bereikt je de hoogte die je, je hebt voorgesteld te bekomen. Dit zijn momenten waarop je je overtreft, en deze zijn raar en raar is zeldzaam.
‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister - pas in zijn beperkt zijn toont zich de meester - leert me een andere vriend. De onsterfelijke Goethe zou dit geschreven hebben, maar, heeft hij het toegepast op zijn eigen werk, heeft hij geen jaren nodig gehad om tot deze vaststelling te komen, en nog, is dit wel geldig wat het werk van bv. Proust betreft?
Als er nu iemand is die ‘die Beschränkung’ heeft gezocht dan is het ontegensprekelijk Paul Auster geweest in zijn ‘Collected Poems’ (2004). Ik haalde, enkele tijd geleden uit de Spaanse vertaling ervan [1], één voorbeeld aan, zijn ‘Still life’. Hier is een ander voorbeeld, ‘South’
Hewn till white - the bronze heart and heaven-shape of our gradual winter.
Do not forget, my dreamless one, I, too, came to this world before the snow.
Auster gaat hier dus nog verder, hier gaat het over ‘eine Beschränkung der Beschränkung’ en dan zowel wat het aantal woorden als wat de keuze ervan betreft. In poëzie is heel wat toegelaten, zelfs het schrijven van het onbegrijpelijke. En als de ^proef op de som, de Spaanse vertaling en hoe deze klinkt:
Sur
Tallado hasta ser blanco: el corazón de bronce y la forma celeste de nuestro invierno gradual.
No lo olvides, mi ser libre de sueños : yo también vine a este mundo antes que la nieve.
Ik tracht iets te begrijpen van wat er staat:
Gehouwen tot wit, het bronzen hart en de hemel-vorm van onze geleidelijke winter. Vergeet het niet, mijn droomloze: ik ook kwam in deze wereld vóór de sneeuw.
Voilà, zie daar, tot waar die Beschränkung ons voeren kan.
[1] Paul Auster: Poesía completa, Seix Barral, 2012, traducción del inglés y prólogo por Jordí Doce
|