Als je het weten wilt, gisteren zat Dante niet naast mij, hij bezat me en ik kon er niet aan weerstaan, zodat ik jullie een Dante-bad van je welste heb bezorgd. Het is het bewijs van de grote kracht die uitgaat van een schrijver die leefde van 1265 tot 1321. De eloge van Sergio Mattarella, president van de Italiaanse Republiek was de voorbode van de viering in 2021 van de zeven honderdste verjaardag van zijn overlijden. Zijn overlijden waar omheen ook een heel verhaal kan geweven worden: de dertien laatste canti van zijn Paradiso werden niet teruggevonden. Het gebeurde pas later, zoals verteld wordt, in heel vreemde omstandigheden. Maar ik ga me er hier niet aan wagen, ik wil niet terecht komen in een spanning van uren opzoekingen. Nu wil ik me van Dante bevrijden, maar hiervoor aanroep ik, niet de Heer.
Maar de impact van gisteren is blijven hangen in mijn geest en in mijn lichaam. Ik kan me er maar van verlossen door er over te schrijven, want, staat hij niet meer aan de voordeur, veraf is hij niet, is hij nooit, hij is er altijd, ergens, want jarenlang was hij mijn gezel, zijn Italiaans mijn kwelgeest en dan nog zijn verhalen, sommige ervan bitter om horen en moeilijk te verzwijgen en zeker niet te vergeten, vooral dan de man die op het einde van canto XXXII in het ijs, ligt te knagen, beiden vastgevroren, aan het achterhoofd van de man voor hem. Dante vindt dit ongehoord en in canto XXXIII stelt hij de vraag wie hij is en waarom hij dit doet. En hij verneemt dat het de graaf Ugolino is die ligt te knagen aan het hoofd van aartsbisschop Ruggieri. Dante merkelijk verrast, vraagt de graaf waarom hij dit doet, waarop Ugolino zijn verhaal doet. Hij werd met een list door de aartsbisschop samen met zijn twee zonen en twee kleinkinderen opgesloten in een kerker, zonder eten of drinken, waar ze na vier à vijf dagen stierven van de honger. Ugolino was de laatste om te sterven nadat de kinderen zich hadden aangebonden als voedsel.
En zegt hij, aldus Dante: ‘De vierde dag wierp Goddo zich uitgestrekt voor mijn voeten neer, zeggende: “Vader, vader, help me toch”, en hij stierf ter plaatse. En zoals jij me ziet zag ik toen, de vijfde en zesde dag, de drie overige sterven, en blind geworden en elk van hen betastend bleef ik twee dagen lang hun naam roepen, daarna, meer dan de smart, vermocht het verhongeren. [1]: ‘Più che il dolor poté il digiuno.(canto XXXIII, 75).
Ik zou deze zin genomen hebben voor wat er stond: Dante had een rijmwoord nodig voor ciascuno en vond digiuno - vasten of het (ver)-hongeren, al kon het ook omgekeerd en zocht hij voor vers 73 een rijm op digiuno - hiermee wou hij zeggen dat hij stierf, meer van de honger dan van de smart, een zin die het verhaal van Graaf Ugolino afsluiten moest en beter dan più che il dolor, poté il digiuno kon hij moeilijk vinden.
En toch zijn er, en het is Borges in een van zijn negen essays, die er mijn aandacht op vestigt, omdat er zijn die aan deze versregel een nasmaak geven. Ze lezen hierin dat Dante zeggen wou dat Ugolino aan kannibalisme zou gedaan hebben en van de lijken van de kinderen zou gegeten hebben om zijn honger te stillen.
Wat ik niet aanvaarden kan en wel omdat volgens mij de noodzaak van het rijm hier de ganse zin draagt. Borges leest dit evenmin maar doet toch een toegeving in die zin dat Dante misschien toch in deze versregel de mogelijkheid tot het eten van de kinderen heeft willen openlaten, zonder dit evenwel te beklemtonen.
Heeft Dante zichzelf die vraag gesteld dan heeft hij in elk geval de probleemstelling op een schitterende wijze opgelost door ons in het ongewisse te laten: het kan, maar het kan ook zijn van niet. Ik, Dante, die het verhaal aanhoorde, ik weet het niet en ik wens het niet te weten.
Borges heeft evenwel meer zorgen met het voorstel van de kinderen die hun lichaam zouden aangeboden hebben aan hun vader, verzen die hij onwaardig acht voor Dante, hij schrijft:
Ik vermoed dat deze passage een steeds maar toenemend storend element moet zijn voor zij die hem bewonderen, voor mij is het een van de zeer weinige passages in de Commedia die vals overkomen.[2]
De geschiedenis leert ons niet wat zich precies in de kerker heeft afgespeeld. Ze leert ons wel dat de aartsbisschop wellicht alle mogelijke latere wraakacties voorkomen wou door alle mannelijke nakomelingen van de graaf uit te schakelen. Het beeld dat we overhouden van de toestanden in het Italië van de XIIIde en XIVde eeuw verbetert er niet mee.
Ik wil me houden hebben bij de voetnoot van Lodovico Magugliani, in de tekst van het Inferno: ‘lo strazio ed il dolore non mi ucciser ancora, mi fini il digiuno.’De spanning en de smarten volstonden niet om te sterven, het hongeren betekende mijn einde.
Ik denk niet dat ik verder zou gedacht hebben dan Magugliani. Maar na Borges blijft er een twijfel wat de interpretatie van Ugolino’s doodstrijd betreft. Er is onzekerheid en ik denk dat deze onzekerheid ook deze was van Dante als hij graaf Ugolino’s geschiedenis heeft vereeuwigd.
[1] Già cieco, a brancolar sopra ciascuno / e due dὶ li chiamai, poi che fur morti : / poscia, più che il dolor, poté il digiuno. (XXXIII : 73-75)
[2] ‘Sospecho que este discurso debe causar una creciente incomodidad en quienes lo admiran’. ‘yo tengo para mí que se trata de una de la muy pocas falsedades que admite la Comedia’.
|