Kroning
Heb met veel respect de zee gekroond, mijn avonden er, mijn nachten, mijn sterren en mijn maan, mijn glorieuze morgens.
Haar gekroond alsof ze mijn geliefde was haar toegesproken, alsof het was met alle tot nog toe onuitgesproken woorden die zij te ontdekken had en nog meer dan dat.
De luchten groot en teder en de zee, zo wijd, zo open: foto’s zijn mijn woorden, omsluierd ingelogd die te interpreteren zijn, zoals je bent geboren en getogen, enig in je soort en in je dromen.
Zo kom ik telkens tot de woorden die ik nalaten wil vandaag omdat er gisteren was en morgen te vlug zal komen.
Want zo gaat het in het leven: kransen worden neergelegd, fanfares en hun requiem en achter het raam een kind geboren.
Zo gaat het in het leven, golf die volgt op golf, ogenblik in ogenblik, verandering is inbeelding.
Heb ik iets te veel gezegd, o, zee, terwijl ik zwijgen blijf. je raakt me wel, zodat ik je beminnen kon,
lk je bezat in een ademloos gesprek om niets te zeggen, al wou ik het, mateloos.
De wind, de heerlijke wind van ver gekomen, me omhelzend, wijl ik je betasten blijf met woorden even maar meer hoeft het niet.
Leze dit wie lezen kan maar ook niet verder kijken, geen wegen af te lopen om te begrijpen: de einders hier te wijd.
Arme man die met de zee hier praat, heel wat dagen achter hem gelaten, hoe vreemd het is, niets bezittend om te geven.
Maar het komt er aan, het komt er aan: eiken kist besprenkeld met wat water wat nodeloze woorden, wat bloemen voor het leven wat het was.
En dan die tederheid van jou, om me te beschermen, toereikend, om er heen te gaan,
uitgestrrekt.
|