René Guénon, in zijn essay ‘L’ésotérisme de Dante’[1] waarin hij het esoterisme in Dante’s Divina Commedia belicht heeft een verrassing voor ons. Hij leert dat Dante voor het schrijven van zijn Commedia inspiratie heeft gevonden in de legendes en hadiths[2] omheen de nederdaling ter helle (isrâ) en de ten hemel opstijging (mirâj) van Mohammed.
Zo schrijft Guénon, en ik herneem zijn woorden:‘Certaines relations de ce voyage nocturne présentent avec le poème de Dante des similitudes particulièrement frappantes, à tel point que quelques-uns ont voulu y voir une des sources principales de son inspiration. Don Miguel Asîn Palacios a montré les multiples rapports qui existent pour le fond et même pour la forme, entre la Divine Comédie (...) d’une part et le ‘Kitâb el-isrâ’ (Livre du voyage nocturne) et les ‘Futûhâts el-Mekkiyah’ (Révélations de la Mecque) de Mohyiddin ibn Arabi, ouvrages antérieurs de quatre-vingts ans environ’.
Na de vele dagen en nachten dat Dante mijn leven kleur en inhoud gaf, ervaar ik dit, niet als een donderslag bij klaarlichte hemel maar als de impact van een verdwaalde V-bom die ik in mijn verre jeugd zag aankomen, neerstorten en ontploffen achter de hoeve van een verre gebuur. Terwijl ik er voorheen amper oog voor had wordt op een dag mijn nieuwsgierigheid voor deze zin van Guénon meer dan geprikkeld. Ik koop een herdruk van ‘Dante y el Islam’[3], het werk van Asín Palacios van 1927, mijn geboortejaar, dat ik lees - voor mij in het Spaans geen vlotte lectuur - en ik voel me verloren. Een totaal onbekende wereld opent zich. Ik kom onder de indruk van de te vele gelijkenissen tussen de beelden van Dante’s Inferno en de beschrijving van de legendes over de nachtelijke tocht van Mohammed door de Hel, deze zijn te treffend opdat ik dit zo maar naast mij zou neerleggen.
Ik leer van Miguel Asín, dat het Spaans-Musselmans gedachtengoed, dat door Dante zeker moet gekend geweest zijn[4], gedurende zeven eeuwen onder het stof is blijven liggen en dat het pas in het begin van de XXste eeuw is geweest dat de Spaanse arabisten interesse hebben getoond voor de relaties die vóór de renaissance bestonden tussen het christendom en de islam en oog hebben gehad voor de grote inbreng van de Arabische literatuur uit Andalusië, in de westerse cultuur van hun tijd.
De meest vooraanstaande onder die Spaanse arabisten, de geestelijke, Don Miguel Asín Palacios (1871-1944), die vele van deze werken bestudeerde, wees In zijn ‘Origines de la filosofía hispano-musulmana’ op het grote belang van de school van Abenmassara, geciteerd door tal van Arabische auteurs, maar waarvan bij hen, niets geweten was noch over zijn herkomst noch over zijn doctrines.
In 1919, bij zijn aanstelling als lid van de Real Academia Española bracht Asín de Westerse literaire wereld in beroering toen hij, in zijn toespraak, het grootste middeleeuwse poëma van het christendom vergeleek met de vóór Dantes tijd bestaande legendes, hadiths en eschatologische opvattingen van de Musselmanse mystiekers over de isra (nederdaling ter helle) en de mirach (opstijging naar de hemel) van de profeet Mohammed. De overeenkomst van diverse elementen en vele details van Limbus, Hel, Vagevuur en Paradijs in deze verhalen, vergeleken met deze van de Commedia wees erop dat de musselmanse elementen, voor Dante, de voornaamste bron moeten geweest zijn voor het schrijven van zijn ommedia.
De kritiek op deze stellingname van Miguel Asín, vooral van Italiaanse zijde, werd door hem weerlegd in zijn ‘Historia y critìca de un polémica’ gepubliceerd in 1924[5]. En om onontkoombaar te bewijzen dat Dante wel degelijk zijn inspiratie gevonden had in de Musselmanse literatuur, met haar verre oorsprong uit de IXde eeuw, schreef hij in 1927, zijn ‘Dante y el islam’.Al deze legendes en hadiths van de IIde hegira (hidzjra)[6] af, van en over Mohammed, werden door ‘el murciano’ Mohidin Abenarabi (ibn Arabi) in zijn Fotuhat[7] verzameld en aangevuld. Het ontstaan ervan vond zijn oorsprong in de eerste verzen van soerat 17 van de Koran die Asín als volgt vertaalt:
Loado sea el (Señor) que hizo viajar, durante la noche, a su siervo (Mahoma) desde el templo sagrado (de la Meca) hasta el lejano templo (de Jerusalén) cuyo recinto hemos bendecido, para hacerle ver nuestras maravillas.[8]
Het zijn deze verzen die in de geest van heel wat Musselmannen vleugels hebben gekregen en uitgebreid werden uitgestreken in legendes en hadiths omheen het leven van de profeet Mohammed. Asìn zegt hierover:
‘Gedreven door de vrome cultus in herinnering aan de Profeet, ontstond als bij toverslag een min of meer sensatievolle, zeer rijke bloei aan legendes, in dewelke de vruchtbare oosterse verbeelding, de immense horizont vullen ging die geboden werd door de vermeende nachtelijke tocht, met talloze episodes en quasi een onbeperkt aantal schilderachtige scenes[9]’.
Enkele details maar. Mohammed vertrekt in Jerusalem via een holte nabij of achter de ooster-muur van de tempel van Salomon, Dantes vertrekpunt ligt ook, al zegt hij het niet maar het blijkt achteraf, in de stad Jerusalem. In een van de legendes wordt de tocht van de pelgrim in het begin onderbroken door de aanwezigheid van een wolf en een leeuw, zoals de panter, de leeuw en de wolvin Dante doen terugdeinzen. De hemel zend de engel Gabriel ter hulp voor Mohammed, en Vergilius voor Dante. Beiden worden onderweg door hun gids bijgestaan en deze beantwoordt al hun vragen. De structuur van de Hel van Dante is op weinig na deze van de Hel van Mohammed, een donkere kegelvormige holte langs waar wordt afgedaald over cirkelvormige, steeds maar kleiner wordende paden, naar het middelpunt van de aarde dat een ote ijsvlakte is. Voor de Musselmanse legendes is dit de verblijfplaats van Iblis (Lucifer) wat overeenkomt met de ijskamer waar Lucifer, in het Inferno van Dante, zich ophoudt.
Dit is slechts een deel van het 'verhaal' dat ik te schrijven heb.
[1] René Guénon: “L’ésotérisme de Dante. Tradition-Gallimard, 1957
[2] Overlevering van aan Mohammed toegeschreven uitspraken of handelingen (Van Dale)
[3] Dante y el islam: Miguel Asín Palacios: Urgoiti editores, 2007, herdruk van het oorspronkelijke werk van 1927.
[4] Asín beweert dat hiervan elementen te vinden zijn in Dantes Convivio en Vita Nuova.
[5] Dante y el islam, pag 5
[6] De mohammedaanse tijdrekening begint op 15 juli 622, de IIde hegira is onze IXde eeuw.
[7] René Guénon geeft ons een meer gearabiseerde schrijversnaam en titel
[8] Geloofd weze Hij die zijn dienaar in de nacht heeft laten reizen van de heilige tempel (deze van Mekka) naar de verre tempel ( van Jerusalem), wiens verhaal we gezegend hebben om ons deze wonderen te hebben laten zien.
[9] Aguijoneada por el piadoso culto a la memoria del Profeta. Una riquísima floración de leyendas màs o menos fantàsticas surgiò como por ensalmo, en las quales llenando el inmenso horizonte, que el supuesto viaje nocturno le ofrecía, con variadisimos episodios y pintorescas escenas en nùmero cuasi infinito
|