Nu de herfst zich onophoudelijk ook manifesteert in mijn lichaam, word ik herinnerd - vraag me niet door wie, ik weet waarom - aan de tekst van Psalm 139: 15 en 16:
15. Mijn oorsprong was u niet verholen toen ik in het verborgene gevormd werd, als in diepten der aarde ontworpen. 16. Uw oog zag mij, vormeloos nog: in uw boek waren alle geschreven de dagen deze formering toen er nog niet één daarvan was.’[1].
Twee zinnen die ik omschrijf als: ‘Uw ogen, Heer, zagen alles wat mij aangaat van voor ik er was en hoewel alles er nog niet is staat alles over mij al opgetekend in uw Boek.’
Dit is een van de mooiste, diepzinnige begrippen uit de Bijbel die ik ken. En, vandaag, met nog een vezel vast aan de boom des levens, vraag ik me af wat er nog in meer dan het allerlaatste, voor mij staat opgetekend in dat Boek. Als het belangrijk genoeg is zal ik het jullie ten gepaste tijde laten weten, ten ware het een gebeuren zou zijn dat lijk een meteoriet uit de lucht op mij zou vallen.
Ik stel echter vast, dat ik altijd heb gedacht het leven in te gaan, maar het is niet zo, het leven komt op je af - is het vanuit de toekomst? - en je grijpt het zoals het je aangeboden wordt. Welke is dan de inbreng van mij, een vraag die ik me blijf stellen en waarop ik geen antwoord heb, en ik neem het zoals het komt. Zelfs enige reactie hierop is voorzien in het pak, staat geschreven in het Boek. De schrijver ervan, de mens die hij was, de poëet ook, zat er diep geworteld in, hij wist wat hij vertelde, hij wist dat er geen ontkomen is aan de omstandigheden waarin je leven zich afspeelt. Er is enkel deemoedig te aanvaarden dat is wat er is en dat komt wat ingecalculeerd zit in het onmiddellijk voorbije als wat nog broedend is in het verre verleden.
Waar ik dan elke morgen, als ik neerzit voor mijn klavier, aan denk is: als het grote er staat ook het kleine moet erin vermeld zijn, en dan in de eerste plaats aan wat ik elke dag schrijven wil. Een vriend vroeg me of ik al wist wat ik zou schrijven voor mijn blog van morgen. Ik wist het niet maar ik had vertrouwen. Ik weet, zegde ik hem, dat op de een of andere wijze de idee er zal staan, plots en soms totaal onverwacht: wat bv gisteren gebeurde en vele dagen ervoor.
Want al die voorbije weken, maanden, hebben me geleerd dat er voor zij die schrijven een soort raadgever klaar staat, die je gedachten in het oog houdt om tussen te komen als het nodig blijkt. Het is dus een kwestie van attent te zijn op elk teken van hem. En zelden heeft hij me ontgoocheld.
[1] Willibrordus vertaling, 1975. Mooier, in de King James Bijbel, vertaling 1611: 139: 15. My substance was not hid from thee, when I was made in secret and curiously wrought in the lowest parts of the earth. 16. Thine eyes did see my substance, yet being unperfect: and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned when as yet there was none of them.
|