Ik voel en ik weet dat indien ik zou stoppen met schrijven, mijn leven heel wat gemakkelijker zou verlopen, maar ook dat als ik stop mijn geestelijk leven zou aftakelen. Schrijven is voor mij een noodzaak geworden.
Het is niet meer iets ‘waarmede ik wat onsterfelijkheid kan ruilen tegen wat tijd’, zoals Karel Jonckheere het formuleerde. Gisteren dacht ik er zo nog over, maar in de nacht is er een klaarheid gekomen: heb ik het anders gezien, praktischer, soberder, het gaat er niet meer om, of ik hiermee een pak eeuwigheid verwerf of niet, het is nu, zo dacht ik, een strijd geworden van leven of aftakeling, volle ernst, ik weet nu dat ik elke dag voluit moet gaan - en dit is ook nieuw - ongeacht of ik nu, en wanneer ook, gelezen word of niet.
Dit verandert heel wat. Dit geeft me een grotere vrijheid in wat ik schrijf, als ik maar schrijf. En ook, het is geen drug meer waar ik naar toe gezogen wordt, het is een medicament, het zijn vitamines A tot D die ik inneem, absoluut noodzakelijk. En deze noodzakelijkheid heeft de voorrang op elke andere bijbeschouwing. Het is dus zelfs geen kosmisch gedoe meer, geen sacraal iets, het is leven op een bepaalde strenge wijze, als een Benedictijner, niet zoals een van Cluny, maar wel een van Cîteaux, een Cisterciënzer, een volgeling van Bernardus die de regel van Benedictus scherp stelde.
Hiermede heb ik gezegd wat ik vannacht heb gedacht en vanmorgen te zeggen had. Ik voel voldoende hoe de krachten, hoe de soepelheid, de veerkracht van mijn lichaam aan het wegkwijnen zijn, dat ik reageren moet wil ik niet dat de veerkracht uit mijn geest verdwijnt, wat rampzalig zou zijn, er zijn voorbeelden genoeg. Ik maak wel geen nieuwe plannen, heb geen plannen nodig, enkel een andere ingesteldheid, een soort verbetenheid om recht te blijven. Kaarsrecht zo figuurlijk als werkelijk, want in het werkelijke leven hebben de jaren de neiging me gebogen te houden, met mijn witte haren, haalt dit me nog verder naar de grond toe. Mijn reactie komt dus op het juiste moment, overleven, als Levende, is mijn stelregel geworden en dit meer dan ooit. Daarom ook geen tierlantijntjes meer, geen zoeken naar eeuwigheid, maar bestendigheid en wegglijden in het verrassende dat van de geest is. Het is voortaan, in de eerste plaats voor mezelf dat ik optreden wil.
Verandert dit iets, zal het opgemerkt worden? Ik geloof het niet, trouwens indien wel, ‘et alors’?
|