‘Toute la terre aux arbres, par là-bas, sur fond de vignes noires, comme une Bible d’ombre et de fraîcheur dans le déroulement des plus beaux textes de ce monde (Vents, II, 1).
Dit is wat we schilderen willen, lijk een Bijbel, het bos in de verte, een donkere wolk gekleefd op een bult in de aarde, zoals er hier bossen zijn: Saint-John Perse verlaat je zo maar niet voor een dochter van onze tijd die het waagt te schrijven en het is haar volste recht:
In de pizzeria was er een flesje met een etiket waarop alles stond dus gooide ik het lekker over mijn pizza en sprong in een taxi. Ik ben een old school New Yorker ik vertelde Adam dat ik hou van het inexacte van taxi’s van het contant betalen die hele ana loge ervaring …
De tijd van vroeger en de tijd van nu, ruim twee generaties verder. Twee uitzonderlijke documenten naast elkaar gelegd of de schreeuw in mij, en ook, hoe zeg ik het? de drang, de wil te aanvaarden en te zeggen tot die Eileen Myles, je hebt dat goed gedaan, het houdt wel geen steek wat je schrijft, maar je hebt dat goed gezegd, het strookt met de tijd waarin we leven, en ik luister graag verder naar wat je weet
Van taxi’s. Ik herinner me niet meer alle details van Joe & Charlie hun bezoek. Ik vertelde hem over mijn lunch met Gail (weliswaar niet alles) de quote die ze me gaf die ik gebruikte in ons stoelengesprek voor een publiek was perfect deze ook? Hier is hij la chance dans la malchance en nu sirenes ...
Ik kan nog verder gaan in dezelfde trant, want er volgt nog een stuk tekst vooraleer ik kom aan de ‘staart’ van het gedicht dat ik gisteren verspreidde. En ik beken, ik word gegrepen door het ritme van de beelden die opgeroepen worden - jammer dat het een vertaling is, maar zelfs dan - er zit een poëtische wijsheid in wat ze vertelt en ik begrijp waarom dit gedicht een plaats heeft gekregen in de Standaard der Letteren. Het is daar waar het moet staan.
Ik voel het als ik het lees, er zit een echo in die je aangrijpt, een alledaagsheid die verrast om wat er niet wordt gezegd, maar er toch aanwezig is en het is dit niet gezegde dat van de poëzie is. Ze overrompelt me op een andere wijze dan dat Perse me overrompelt met de golfslag van zijn woorden:
‘Nous descendons au dernier val d’enfance, vers la mer, par les sentiers de ronces où frayent, frémissants, les vieux flocons d’écume jaunissante, avec la plume et le duvet des vieilles couvaisons.’ (Strophe VII)
Caligrafie van het woord: schrijven is leven in de dieptes van het bestaan, is van werelden, is van gebeurtenissen die ons ontgaan - het ondergrondse bos van wortelingen - deze van Saint-John Perse, als deze van Eileen Myles. Ze zijn als tijdsbeeld, even waardevol. Het is geen kwestie van keuze maken, het is een zich gewild verplaatsen in de tijd, naar deze van vroeger en deze van nu. En voor Myles, het is niet aan haar om te volgen dat wat is van Perse, wel om het te vernieuwen, wat ze gedaan heeft tot op het been. Beide gaan terug tot het merg van het ogenblik.
Wij, we oordelen niet, we kijken op, verrast misschien, en aanvaarden dat is wat is.
|