De laatste pagina van de Standaard der Letteren is de pagina die ik het eerst lees; Ze handelt over ‘HET EINDE’, een vooruitblik op, wat de krant noemt, ‘het grootste aller mysteries, de dood’. Mijn hoop is er iets uit te leren niet alleen voor mezelf maar vooral er iets te vernemen dat ik kan gebruiken in een blog, wat me dan een positief gevoel geeft.
Ik had dit hoegenaamd niet bij wat Dimitri Verhulst hierover wist te vertellen (DSL van 3 april); ik vond er geen sprankel vooruitzicht in. Wel dat:
De poëzie de enige plaats is waar hij zich naar behoren heeft neergelegd. En, dat de weinige regels die zijn tevredenheid genieten zich daar bevinden.’
Maar daarentegen was wel groot om lezen de vooruitblik (DSL van 24 april) van een schrijfster die ik niet ken, maar die ik graag zou willen kennen, Ottessa Moshfegh, een jonge (39) Amerikaanse schrijfster.
Het verschil met de vooruitblik van Verhulst is zo groot als het verschil tussen wat Tom Lanoye te vertellen wist over Jeanne d’ Arc en wat Bernard Shaw erover schreef, het ene kleurloos, inhoudsloos, het andere breed en boeiend uitgetekend, een ‘Lam Gods’ schilderij.
Ik voel me er heel goed bij als ik lees van Ottessa Moshfegh, een naam die ik misschien beter niet vergeet:
‘Het ging pas beter met mij toen ik doorkreeg dat de dood een soort oerkracht is waaruit je ook moed en richting kunt putten. Want als je je ultieme lot hebt geïdentificeerd kun je er ook naar handelen. Ik ga geen beslissingen baseren op het waanidee dat ik eeuwig zal leven, nee, ik besef net dat ik niet alle tijd van de wereld heb en dat ik dus maar beter het creatieve werk doe dat ik hier op aarde te leveren heb. Het zou al een serieus hersenletsel moeten vergen om me te bewegen tot iets anders dan schrijven.’
Ik voel me goed als ik dergelijke woorden lezen kan, omdat ik mezelf erin herken en het verheugt me nog meer omdat het van een jong iemand komt die nog heel wat te geven heeft en het zeker zal doen, in elk geval ik wens het haar, terwijl ik hier op mijn laatste benen loop wat evenwel niet belet zo creatief mogelijk te blijven tot mijn laatste adem toe.
In tegenstelling tot een spiritloze Verhulst die ons vergast op:
‘Gesteld dat ik luilakkerig op mijn rug lig te rotten dan bestel ik graag aan voorintekenprijs het epitaaf: ik verveel me. (Kom er bij liggen).’
Moshfegh schrijft heel wat anders:
‘Ik denk niet dat in na mijn dood nog ergens zal zijn, maar misschien zal de energie van mijn geest niet sterven, wie weet? Mijn ouders waren muzikanten en geloofden in de spirituele transcendentie in de kunst.’
En,
‘Een roman is twee jaar verder in de tijd al afgewerkt, het is alleen aan mij om op de weg daarnaartoe bij de ideale vorm uit te komen. Dit gebeurt onvermijdelijk’.
Het is Katrien Steyaert die de woorden van Moshfegh heeft opgetekend. Ze zijn wellicht de vertaling van wat ze hoorde of las. Ze staan er goed en krachtig. Ik denk dat ze er vreugde heeft aan beleefd. Zeker als ze vertaalde wat Moshfegh nog wist dat:
‘De andere grote levenskracht is voor mij die van de eigen wil, lees: inspanning, beslissing, creatie. … Zo krijg ik alles wat ik nodig heb, zelfs meer. Zo kreeg ik mijn spirituele partner, mijn man. I fucking love him so much.
Over een jonge krachtige levende schrijfster gesproken.
|