'The hand that guides the brush has already caught and executed what floated before the mind at the same moment as the mind began to form it, and in the end the pupil no longer knows which of the two – mind or hand – was responsible for the work.'
Eugen Herrigel: ‘Zen in the Art of Archery’,
Zo gaat het ook met het schrijven, zo gaat het met elke creatie, elke bezigheid: een eerste aanzet, een vleugje en het loopt uit, een bron die ontstaat, zo maar, en het water dat vloeien gaat, druppelsgewijs eerst, daarna voluit, zonder ophouden. Eigenlijk onbewust , je weet het niet, maar het is er.
Het is nadien pas dat de verwondering komt, gedaan te hebben wat je werd ingegeven, nooit wetende van waar het kwam, een zengebeuren dat geen begin kende en evenmin een einde. Maar toch plaats vond, tussenin, ergens, verder nog dat het land van ons verbeelden waar iemand voor jou het heeft opgepikt om het in je hand te leggen; de hand die achterlaat in woorden wat niet was. Of het zuivere beeld dat zen is, het ontastbare van het zijn naar het niet zijn toe.
Of hoe omschrijf ik dit, hoe zeg ik wat niet te zeggen is. Een lang gedicht had het moeten worden, een nietszeggend gedicht vertellend wat niet van het begin is en niet wat het einde is, maar dan toch alleszeggend wat is van tussenin maar nog niet geweten is als je eraan begint, en gedaan is voor het einde ervan, uitsluitend alle gevoelens om enkel zen te zijn, het onuitgesprokene van het nog niet zijnde, het zelfs nog niet verwachte. En toch hopen dat het komen zal.
Soms zelfs, ben je erover verbijsterd als je ophoudt voor een tijdje, een ademtocht lang, om te zien wat je achteloos aan het schrijven waart, om te zien wat je verteld hebt, zonder er te hebben aan gedacht, zelfs niet hebben geweten dat zo vlug de woorden komen konden, de hand als verlenging van de geest die de letters vormt zoals ze komen en worden neergezet pas dan betekenis hebbend. Want je durft er niets aan wijzigen, er niet meer aan raken, een kasteel met speelkaarten gemaakt. Ook ze zijn niet meer van jou, ze waren nimmer van jou en je weet het. Je weet het telkenmale als je schrijven gaat, als je je bevindt in een zone waar je nu en dan eens komt, maar eens je er bent, je, je laat gaan alsof je het leven weg schreef uit jou om wat verder, leeg, totaal leeg neer te gaan om niet meer op te staan.
Wie ben je dan, hoe hebt je gefunctioneerd, in wiens geest ben je terechtgekomen die je geleid heeft naar de plaats waar je bent aangekomen? Gerustgesteld dat het nog kon, zoals je het vroeger kon, een op hol geslagen verbeelding waar je geen vat wilt op hebben, die geen luchten zijn van het niets, maar van de volheid van vele gedachten die in elkaar verslingerd liggen en uiteengerafeld moeten worden zonder oog te hebben welke betekenis er aan gegeven kan worden. De betekenis zijnde het feit dat ze er staan en er niet zouden gestaan hebben ware je niet opgestaan met het boekje van Herrigel in het hoofd; het opende zich zonder het aan te raken en het kwam in al zijn verborgenheid van zin, woorden lijk bloesems in de appelaar vandaag, wit met een tikje rood als bloed, ordeloos geschikt.
PS.
Wat mijn blog van 14 april betreft, het waren wat woorden gemorst op het ontbijtlaken. Ook deze van de blogs van 5 april af, die ik heb moeten deleten, omwille van een technisch probleem bij mij, en 'tijdelijk' heb moeten vervangen door het ontwerp ervan dat pas bij het inloggen het fiat krijgt. U weet dus wat je verwachten moet als je terug zou grijpen naar een blog uit die periode, dan toch voor een tijdje. Ik doe wel een rechtzetting, wat die blogs betreft, in de dagen/weken die komen.
|