Welke weg kan ik op vandaag en welke morgen, welke overmorgen? En eens ik weet waarheen, is het dan mijn volledige ‘ik’ die de weg zal volgen of blijft er een groot deelt achter in een hoek van het huis, bij een dichtbundel op de tafel, een hand groot, die ik regelmatig bij mij gehouden heb als ik hier of daar heen moest waar ik wist dat ik er kans maakte te moeten wachten.
En het is de dichtbundel die het haalt vandaag. De gedichten zijn van Octavio Paz (1914-1998), Mexicaan, Nobelprijswinnaar, de titel ervan, ‘Piedra de Sol’, ‘Zonnesteen’[1].
Het zijn gedichten die intrigeren, die rijk zijn aan woorden, passende en logischerwijze niet passende, maar de woorden staan er naast elkaar, inwerkend op elkaar, je leest ze en blijft je afvragen waarom ze er staan want er geen verhaal voor te vinden is. Verslavend bijna omwille van de noodzaak terug te kijken naar wat er een paar regels vroeger stond om enigszins te vatten wat er gezegd en vooral wat er verzwegen wordt.
Het gedicht telt 584 regels, zijnde de 584 dagen van één Venus-jaar - de jaartelling van de oude Mexicanen was gericht op Venus, niet op de zon.
De eerste zes regels van het gedicht lezen als volgt[2]:
een wilg van glas, een populier van water, een hoge springfontein, door de wind gewelfd , een wel geplante boom maar een die danst, een loop van een rivier die slingert, voortschrijdt, terugwijkt, overstag gaat en immer aankomt:
De eerste zes regels zijn ook de zes laatste regels die aldus, opnieuw het ganse gedicht inleiden; Het is dus een gedicht zonder einde, zoals de tijd, Venus-jaar na Venus-jaar zonder einde noch begin, beide in elkaar verweven
Ik heb tijdens al die jaren dat het in mijn bezit is, het gedicht doorlopen, passages die eventueel een doorbraak zouden kunnen zijn, onderlijnd, maar zonder al te veel succes. Het staat bekend als het mooiste liefdesgedicht dat ooit in Latijns-Amerika is geschreven. Maar kijk ik uit naar wat lijkt op een passage uit een liefdesgedicht, raar zijn de momenten dat ik liefde ervaar. Ook geen mysticisme, geen binding wat tot in het kosmische reikt. Het geheel is een verzameling van beelden die herkenbaar zijn als totaal niet herkenbaar samen genomen. Ik denk dat het is zoals een tastende vertaling van een Mayatekst, waar het werkwoord onzeker is:
zo gaat het glanzende ogenblik dicht en wordt rijp tot binnen toe, schiet wortel, groeit diep in mij, neemt me volledig in beslag, mij verjaagt zijn waanzinnig gebladerte. mijn gedachten zijn slechts de vogels erop…
Wat vang ik hier mee aan, elk woord afzonderlijk gezien heeft een waarde, maar samen genomen blijft het een raadsel en is het in het raadsel dat het poëtische schuil gaat.
En toch de bundel intrigeert me sedert jaren en blijft het me intrigeren, vooral omdat ik de oorspronkelijke Spaanse tekst erbij heb, om het poëtische beter af te lezen in de klank van de woorden, zo, wat hierboven in onze taal in de taal van Octavio Paz:
el instante translùcido se cierra y madura hacia dentro, echa raíces, crece dentro de mí, me ocupa todo me expulsa su follaje delirante, mis pensamientos sólo son sus pàjaros…
Of nog, en zo loop ik regel na regel af. Ik ben nu aan de vijver, de stilte van het woekerende leven om mij die me bevangt, die binnenglijdt in mijn aderen, in mijn bloed.
Oh vida por vivir y ya vivida, tiempo que vuelve en una marejada y se retira sin volver el rostro, lo que paso no fue pero està siendo y silenciosamente desemboca en otro instante que se desvanece.
Wat vertaald staat voor:
‘o leven om te leven en nu reeds geleefd, / tijd die weerkeert in een deining / en zich omwendt zonder het hoofd te keren, / wat gebeurde was niet maar is aanwezig / en mondt in volstrekte stilte uit / in een ander ogenblik dat verdwijnt.
Hoe kom ik hier uit, als ik verder lezen ga, verzadigd of geledigd?
[1] Octavio Paz : ‘Zonnesteen’ (tweetalig),uit het Spaans vertaald door Laurens Vancrevel, Meulenhoff, 1974; Derde druk 1996.
[2] Un sauce de cristal, un chopo de agua, / un alto surditor que el viento arquea, / un àrbol ben plantado mas dansante, / un caminar de río que se curva, / avanza, retrocede, da un rodeo / y llega siempre ...
|