Ik laat het coronavirus zijn werk doen, ik zet het op zij hopende dat het vertrekken zal zoals het gekomen is, ook, ik heb er niets aan toe te voegen, niets ervan weg te nemen. Het drijft in de lucht, het verplaatst zich en we staan machteloos.
Maar, ik zegde het al, een vriend stuurde me een ‘gedicht’, een eerder ondeugend eigenlijk, een gedichtje van Jacques Prévert, van zoals hij zichzelf noemt, l’homme qui ment monumentalement. Het was me niet onbekend, ik gebruikte het reeds in een van mijn blogs in het (verre?)verleden:
Une orange sur la table Ta robe sur le tapis Et toi dans mon lit Doux présent du présent Fraîcheur de la nuit Chaleur de ma vie.
Ik heb helemaal niets tegen Prévert, integendeel, maar ik vind dat de twee laatste regels er te veel aan zijn, neem ze weg en het gedicht krijgt iets Chineesachtig, laat ze staan en het spontane erin verbleekt. Zo gaat het met overbodige dingen. Ik, let er wel op, maar niet altijd vrees ik. Ik vond een bundel teksten (19 pagina’s) terug, het relaas van een verblijf in Maussane-les-Alpilles, gedateerd november 2005, omvattende, enkele gedichten en een verhaal over een enorme kom in gegoten ijzer gevuld met water die rustte op twaalf ossen, drie ossen gericht naar het oosten, drie naar het zuiden, drie naar het westen en drie naar het noorden. Deze kuip stond opgesteld naast de tempel van Solomon (I Koningen: 7: 23-25). In meer was er een gedicht geïnspireerd op het huis van vrienden, een villa, waar we verbleven, een over ‘Les Beaux de Provence bij valavond’, een over ‘Saint-Remy-de-Provence’, en een ‘le Mas des Anges’ dat ik je mede delen wou, als compensatie voor wat ik gisteren schreef.
Le Mas des Anges was een villa gelegen buiten het dorp, middenin een veld olijfbomen, de woning van een kunstenaar We waren er in de voormiddag het licht getemperd, ingebed tot stilte door de olijfbomen die tot aan het huis kwamen, Ik vond het een droomhuis en onmiddellijk stolde zich een zin in mij: ‘Ai-je rêvé un rêve qui m’a pris à la gorge…’
In de namiddag zijn we naar Saint-Rémy-de-Provence gereden, waar de kunstenaar, de bewoner van de 'Mas des Anges' een winkeltje had, waar zijn werken te koop stonden. Bladeren van wijnstok in klei verstijfd, geelgroen gekleurde ‘cigales’ op de tafel neergezet, knoppen ook van rozen, met bladgoud belegd. Maar de zin verliet me niet. Dagen is het beeld van het huis, het getemperde licht en de stilte van de olijfbomen er omheen, me bijgebleven, maar de zin verliet me niet, verliet me niet.
Le Mas des Anges:
Ai-je rêvé un rêve Qui m’a pris à la gorge, comme un vertige qui me poursuit ?
Ai-je rêvé la soudaineté d’un instant d’y revenir d’y revenir et d’y prendre racine ?
Ai-je rêvé un bref instant dont l’écho se prolonge comme la cinquième de Mahler, se prolonge comme l’écho sextuple sur la hauteur de Kawkaban (au Yemen), dont peu se souviennent.
Ai-je rêvé m’y vider du monde et de ses attributs, me vider du monde et renaître à une vie plus simple me métamorphosant en olivier.
Y ai-je rêvé d’un ora et labora Y laissant en paroles le meilleur de ce qu’un homme peut laisser derrière lui: des olives mûres d’esprit et de transcendance ?
L’énigmatique ‘Mas des Anges’, sorcellerie du peintre et du potier, un jour de printemps, à Maussanne, moi, rêvant un rêve a été ébloui un long instant qui se prolonge
au-delà des temps.
|