Wat indien ik, zoals er velen zijn, niet de Bijbel had gekend, God niet had gezocht wie Hij was of wie Hij wezen kon?
Wat indien ik nimmer Dante had gelezen, Cervantes noch Chateaubriand, een bloem gedroogd, een boom gehouden alsof het een broeder was, de zee niet had gekend, de bergen?
Of diep bewogen, de tijdloosheid van sterrenconstellaties niet had ondergaan.
Wat indien geen Beethoven, geen Mahler, geen Johan Sebastian of van hem geen eerste cellosonate, als van Job, zijn gepraat met God.
En dichterbij, geen Streuvels, Van de Woestijne niet - en, toen ge stierft wat late zon op uwen baard - geen Hertmans ook, geen Gilliams.
Wie ware ik geweest, hoe had ik hier gestaan, de handen leeg, de mond gesnoerd, de ogen dicht en niet gezien hoe rijk het leven tot in quark en elektron.
Al begrijpen we er weinig van, dit vastgezet in onze genen.
Wie ware ik geweest en hoe had ik het ooit begrepen wat George Steiner schrijft[1]: La mort je le sens, sera chose intéressante.
En voor eens, er niets aan toegevoegd, maar toch gedacht, het kan, het zal, het staat geschreven.
[1] George Steiner: ‘Les Logocrates’, Ed.L’Herne, 2003, p.182
|