Als ik denk aan mijn bos - dit van mijn al te verre jeugd - dan weet ik nog de plaats van de sneeuwklokjes, de plaats wat later op het seizoen van de salomonszegel, van het lelietje-van-dalen, van het dalkruid, van de blauwe druifhyacint, ik kan er zo heen gaan. Dit is een kennis, of is het simpelweg een weten, dat wellicht niet meer weggelegd is voor mijn kleinkinderen en zeker niet voor mijn achterkleinkinderen, ze zullen de bomen en de bloemen in het bos niet kennen zoals ik ze beleef. Echter in ruil zullen ze heel wat andere dingen kennen, waar ik helemaal niets van afweet en heeft er aldus een soort ruil van kennis plaatsgevonden.
Waar ik, sterk was afgestemd op het leven in de natuur, zijn zij nu afgestemd op wat de techniek, de wetenschap hen te bieden heeft en is mijn afhankelijkheid van vroeger niet meer, of heel weinig nog, die van hen. Ze staan boven de natuur, sneeuwklokjes zijn een begrip, zijn woorden in een boek waar ze onachtzaam aan voorbij gaan, terwijl het voor mij een beeld is dat me raakt, dat nazindert in mij.
De wetmatigheden wijzigen zich, de tijd heeft er vat op gekregen en wat de natuur betreft wordt het een schemerzone nog weinig opgemerkt. Ik kom aldus met mijn generatie geïsoleerd te staan. We hebben geen inbreng meer te doen, we hebben alleen nog vast te stellen hoe vlug en hoe zeer we op de achtergrond zijn geraakt. Het zijn achterhoede gevechten die we leveren met de taal en de inzichten die we hebben, ik troost me ermee als ik denk aan mijn manuscript in de schuif.
Wel, ik heb de moed niet meer het ter hand te nemen en er minstens een vierde in te schrappen, en toch, geloof me of niet, soms ken ik flitsen van vernieuwing die mogelijkheden zijn, maar ze hebben een seksistische achtergrond nodig om ‘in’ te zijn en die weg wens ik niet te bewandelen omdat het te doen heeft met onze instincten die we nimmer hebben willen volgen of dan toch er geen diepgaande bezinning hebben aan overgehouden. Al kon het wel, al voelen we ons in staat het te doen, maar het ligt ons niet de mens aldus te behandelen, in woorden.
Waar sta ik dan met mijn geschriften? Nergens of, ergens in een schemer-landschap of op een onbewoond eiland?
Wat ik schreef vanmorgen was al een voorbereiding op deze van 14 januari want zo gaat het de laatste tijd, ik kom er niet meer los van, de blogs blijven doorlopen eens ik me neerzet voor mijn klavier - schrijven met de pen ben ik ontleerd - en dan vergeet ik uur en tijd, ben ik van het woord dat in den beginne was, en voel ik me oneindig goed omdat ik aan niets anders te denken heb - ik voel de pijnen van mijn lichaam niet meer - dan aan de woorden die komen aangerold, het ene woord gehaakt in het andere zodat het ene uit het andere voortkomt.
Het lijkt misschien op gebazel maar niet voor mij. Voor mij is het ernst, is het betekenisvol van de eerste letter tot de laatste.
Houdt er allen rekening mee, tenminste zo jullie denken me te blijven lezen. En nog iets, je weet niet hoe ik me voel als ik er niet in slaag in te loggen op mijn blog. Dit was het geval de morgen van 9 januari, ondertussen vloeide er heel wat water door de Dender en de Leie.
|