Vooraf:
Het heeft me, wegens technische problemen, heel wat gekost om in te loggen. Gewoonlijk gebeurt dit laat op de avond of vroeg in de morgen, vandaag was het om 4.45 pm.
Er is wat is, ik kan denken dat het anders is maar feiten zijn feiten en je hebt er rekening mee te houden: mijn gang verslechtert en mijn evenwicht wankelt. Het moet gezegd, de ouderdom, de leeftijd of hoe je het ook noemen wilt, slaat onherroepelijk toe. Ik realiseer het me meer en meer, het is een verwittiging gericht aan mezelf en terloops aan jou die me leest, bereid je voor, de jaren schuiven.
Heeft het zijn weerslag op wat ik schrijf, hopelijk niet, maar het is dat ik schrijf van uit een wrang gevoel dat alles niet is zoals het vroeger was; dat ik geconfronteerd word met pijn in de schouder, in de rechterhand, over het ganse lichaam bijna. Ik vecht er tegen door te trachten het te ignoreren maar op een dag zoals deze schrijf ik erover eerlijk en ontspannen, wel wetende dat het geen vrolijke woorden zijn die ik achterlaat.
Mijn geest zit aldus gekneld tussen wat zich aan het afspelen is in de wereld en een lichaam dat functioneert op een onaangename wijze, van hier uit moet ik naar buiten treden en me tonen aan de wereld van jullie. Dit is dan mijn jeremiade om mijn dag te beginnen. Komt er nog iets goeds van?
En toch, in feite, als er iets is dat me helpen kan, iets dat dan een balsem zou kunnen zijn, dan zijn het deze woorden die ik elke dag schrijf. Het is een andere persoon een vrijgevochtene die zich opricht uit mij, en het landschap, dit van het literaire, tracht binnen te wandelen. Soms slaagt hij erin, soms voor de helft, maar het helpt veel, heel veel zelfs.
Ik vertel dit, deze morgen, eenvoudigweg, omdat de woorden zo gekomen zijn. Ik had niets om mee te beginnen, geen slagzin waaruit een stroom van woorden zou ontstaan, ik had enkel maar ‘er is wat is’ en ik ben verder gegaan op wat er was in dat ‘er is wat er is’. Een vreemde manier van werken, ik beken het, maar soms heb je niets meer dat je helpen kan en je grijpt wat je grijpen kunt.
Het wondere is dat je je nu goed voelt zelfs bij wat er al geschreven staat. Gisteren nochtans overkwam je iets - is het een voorteken? - wat je nog nooit is overkomen. Je waart in het ziekenhuis in Gent met je echtgenote die de dokter had geraadpleegd, de zoon van een vriend van vroeger. Je stond voor hem, je had altijd een kort gesprek met hem om hem te vragen hoe het met zijn vader ging, maar je voelde je plots te vermoeid om het hem te vragen, je wou zo vlug mogelijk weg en wellicht hebt je het getoond. Wat bezielde jou, waarom wou je weg, wou je geen vragen stellen geen antwoorden horen, levensmoeheid?
De laatste dagen ook, heb je een pak lectuur door te nemen, loopt je rond met een boek in je hand, ‘Flaubert’s parrot’ dat je vergezelt in het huis maar je leest er geen jota van, zoals je het pak lectuur onaangeroerd laat. Man wat bezielt je, waar ben je mee bezig, reageer, en reageer op een positieve wijze.
Laat ik deze blog gaan? Wellicht wel, ik heb geen keuze, hij staat geschreven, hij is de kleur van een momentum in mijn dagen. Of had je dit liever niet gelezen van mij?
Wat ook?
Een uur later: ik sta gelaarsd en gespoord om een ander landschap op te zoeken. Morgen is een andere dag, qui vivra, verra.
|