Het geschrevene is heel dikwijls de stolling van een momentum in je dag, in je leven, het verhaal van wat je, op een bepaald ogenblik bezig houdt. Tezelfdertijd is het een lang uitrekken van het ogenblik zelf, de stolling ervan die duurt. Dit overviel me gisteren in de morgen, wat ik me herinneren wil vandaag, om aan te duiden hoe eenvoudig soms maar ook hoe complex een tekst tot stand komt.
Ik moet er mee leven wil ik verder gaan. Ik moet ingaan op de gedachten van het ogenblik en hopen dat ze me ergens voeren zullen waar ik nog niet aan dacht. Het gebeurt dus niet zo dikwijls dat ik schrijf naar een wel bepaald eindbeeld toe, meestal gaat het anders. Ik vertrek, in de hoop ergens aan te komen, maar waar dat ‘ergens’ ligt en wat het is, is nog een raadsel.
Dit is het mooie ervan, het verrassende, het opbeurende, het effect van de beeldhouwer die uit een blok hout, een beeld heeft gehouwen, of van een dichter die plots ziet dat hij een gedicht heeft geschreven, zelfs het effect van een foto die men maakte en achteraf pas bemerkt dat het een goede foto is en er boodschap in steekt die hij oorspronkelijk niet had opgemerkt.
Het ‘creatief-zijn’ kent zijn verrassing meestal op het einde van het traject. Nu Panamarenko ons verliet - zijn werken zullen blijven -- vraag ik me af hoe hij te werk ging. Ik denk dat heel wat van zijn werken ontstaan zijn, eraan werkende naar een vooraf gemaakt ontwerp toe. Het creatief zijn gebeurde in gedachten, het werk zelve was de uitvoering van die gedachte, wat hem daarom niet minder schepper maakte van iets, maar het scheppend karakter ervan situeerde zich op een ander vlak dan bijvoorbeeld het schrijven van een tekst naar een ‘ergens’ toe dat nog niet vast ligt.
Ik spreek me niet uit over de kunst van Panamarenko. Ik weet nu - een reactie op zijn heengaan - dat ik een bod had moeten doen op een zeefdruk van hem (mijn blog van 18 juni van dit jaar), en het niet heb gedaan, terwijl ik nu het gevoel heb dat die zeefdruk een kunstmeerwaarde verworven heeft. Had ik het gekocht het zou nu meer Panamarenko geweest zijn, dan de herinnering aan een plaats waar ik ooit was en waar ik me voorzeker heel goed heb gevoeld.
Kunst heeft te maken met schepping, met maken. Panamarenko was een maker van het irreële, zoals Dante er een was. Hij verbeelde zijn verbeelding. Er zijn er nu iets maken zonder verbeelding. Maar, zo gezegd met een boodschap die ze om het eenvoudig te houden, toevertrouwen aan een banaan gekleefd op een doek.
Een vreemde wereld is het waarin we in verzeild zijn geraakt. Geef mij dan maar Panamarenko, hij wist tenminste dat wat hij maakte, in de eerste plaats, een Spielerei was. Een Spielerei die een vorm van kunst was.
|