Het gedicht dat ik nog schrijven wou alvorens weg te gaan, de luchten grijs, gesloten, de wind gehoord gestorven in de golven, zo dicht de einder, ik hem raken kan, gisteren al, vandaag nog dichterbij.
Zo het leven, veraf waar ik begonnen ben tot waar ik aangekomen, de weg een hand maar breed eens afgelegd, verlost van wie ik denk te zijn, van wie ik was en van wat me nu gebeuren kan tot het laatste licht uit mijn blik verdwijnen zal, mijn ‘ik’ de zee diep ingegaan, de golf, mijn vriend hier is, de hartslag, die me levend houdt.
Te zijn, geen brouwsel van ideeën, mijn eindpunt in het Higgs-bosson.
Dit is, wat ik wensen zou: te worden opgenomen, te worden opgezogen, hic et nunc, en te verdwijnen meegenomen tot voorbij de horizon
Niet de eerste maal dat ik dit schrijf.
Ik zit hier waar ik zitten moet, ik blijf hier waar ik blijven moet, de tijd is niet. Gedenk me dat ik hier verbleven heb, de zee, het antwoord op mijn vragen.
En als ik denk aan wat ik verlaten ga, dat nu de laatste golf mag komen, rollend naar mijn adem toe, mijn ogen dicht.
19 november 2012: het afscheid dat nakend was, een floers dat voor mijn ogen schoof, alsof er iets gebeuren ging dat niet voorzien hier was. En plots weer opgedoken: de feiten die vaststonden en nageleefd dienden te worden of de realiteit der dingen die je niet ontlopen kunt, never, jamas.
|