Een blog bijhouden is voor mij a full time job en ik daag allen uit, dagelijks een blog, vol te houden. Het is een avontuur, het is een tocht in het onbekende. Het is elke morgen een uitkijken naar wat de dag opleveren zal: een zin, een woord om je te voeren naar een tekst waarvan je, een ogenblik ervoor, nog niet het minste benul had. Telkens verrast je jezelf, of het nu komt van uit jezelf, of van iemand naast jou of in jou, of komende van waar ook, je loopt uit in wat voorheen nog het luchtledige was.
Dit is zo geweest de laatste veertig jaar, elke pagina in mijn dagboek was een stap in het luchtledige en mijn blog is niets anders. het is mijn wijze van oud worden. Ik dank een vriend, Jacques v. I., die me een mail stuurde met een verwijzing naar het boek van Bernard Pivot: ‘Les Mots de ma Vie’, en ik neem er een zin uit, had er meerder kunnen overnemen: ’ vieillir c’est laisser son esprit vagabonder entre le désir et l’utopie’.
Ik ben daar destijds (15 november 2012) niet verder op ingegaan. Heb niet nagedacht over de betekenis van Pivots woorden: ‘ je geest laten dolen tussen het verlangen en het utopische’. Ik vermoed sterk dat Bernard Pivot, die ik zie als de ingebeelde Blumroch van Louis Pauwels - ‘il tourne une page toutes les cinq secondes’ - evenmin als het lezen, het schrijven laten kon en dat hij verdwaalde in wat hij als geschrift nog voltooien kon. Elke dag word ik een blog ouder en het schrijven van mijn blog is mijn manier om te ontsnappen aan het oud worden, al weet ik dat er niet aan te ontsnappen valt, ik houd vol, pas als ik er mee stop zal het ouder worden beginnen.
And of each thing he has seen / he will speak. (Auster)
Zelfs van wat ik niet heb gezien zal ik spreken, alleen al om toch maar niet elke dag ermee bezig te zijn dat ik een dag ouder ben geworden. Het weten volstaat me, voor het ondergaan heb ik mijn wijze van handelen.
En het kan me geen zier schelen of mijn woorden die ontstonden aan zee, in het licht van de morgen of in het midden van de nacht of, zoals nu, vóór de dag begint, ze zijn een grote hulp in mijn bestaan.
En vandaag, voor mijn blog van 2 december, nu ik daar zo-even Blumroch vermeldde, heb ik Pauwels uit zijn rek gehaald. ‘Blumroch l’admirable ou le déjeuner du surhomme’, (Gallimard, 1976) is de titel en ben ik voor de zoveelste maal begonnen er in te lezen. Ik ontmoet er Blumroch ‘qui désigne du doigt, sur son bureau, La Gnose de Princeton, essai de Raymond Ruyer, posé à côté du ‘Coup d’Etat de Chéri-Bibi’, deux de ses lectures de la matinée.’
Er zijn geen filosofen in Frankrijk, zegt Blumroch, ‘sauf Ruyer, parce qu’il connaît la science. Il revient de Pasadena et de Princeton. Ils disent que l’univers n’est fait ni de choses matérielles, ni d’énergies physiques, mais de domaines de conscience… Un astrophysicien dit à Ruyer : Il y a de la pensée dans l’univers, puisque je pense. C’est du Giordano Bruno !’
Of wat ik ook meerdere malen heb menen te mogen besluiten: alles is geest. En Blumroch-Louis Pauwels: ‘Pouvoir dire: je sais que je suis conscient dans l’Unité éternelle de la conscience cosmique, est bien aussi exaltant que la foi en un Messie ou un Sauveur semi-politique.
Dit is de religie, op het randje van de wetenschap, die men had moeten onderwijzen in onze Kerken. Ik denk niet dat ze zouden leeg gelopen zijn, er zouden misschien zelfs geen kerken nodig geweest zijn, een eeuwenoude eik had volstaan.
Zo dit wordt dan de inhoud van mijn blog van vandaag en ik herhaal, ik werd geen dag ouder, maar nu mijn blog geschreven staat, eens te meer een dag jonger.
|